Publicatie

Publicatie datum

Afbouwen of abrupt stoppen als huisarts? Hebben in 2014 en 2015 uitgeschreven huisartsen hun werkzaamheden abrupt gestopt, of hebben ze hun werkzaamheden langzaam afgebouwd?

Velden, L. van der, Hassel, D. van, Batenburg, R. Afbouwen of abrupt stoppen als huisarts? Hebben in 2014 en 2015 uitgeschreven huisartsen hun werkzaamheden abrupt gestopt, of hebben ze hun werkzaamheden langzaam afgebouwd? Utrecht: NIVEL, 2016. 26 p.
Download de PDF
In dit onderzoek is gekeken naar de vraag of huisartsen die in 2014 of 2015 zijn uitgeschreven als huisarts door de RGS en waarvan tevens gegevens bekend zijn over een vestiging als zelfstandig gevestigd huisarts of HIDHA bij het NIVEL, hun werkzaamheden abrupt hebben gestopt, of langzaam hebben afgebouwd. Daarbij is tevens gekeken hoe het moment van stoppen en het eventueel gaan afbouwen zich verhoudt tot het moment van het einde van de registratie als huisarts bij de RGS en het moment van stoppen met de vestiging volgens het NIVEL.

In het voorjaar van 2016 is aan een groep van 487 huisartsen een enquête gestuurd met enkele vragen over het moment van stoppen met patiëntgebonden werkzaamheden, de functie waarin ze toen actief waren, het aantal dagen per week dat ze direct voorafgaand aan het stoppen werkten en het aantal dagen per week per functie dat ze 6 maanden, 1 jaar, 2,5 jaar en 5 jaar voor het stoppen werkten.
Daarmee kan een beeld worden verkregen over of de betreffende huisarts bijvoorbeeld in de laatste 5 jaar voor het stoppen steeds op een zelfde wijze en een zelfde hoeveelheid dagen gewerkt heeft, of dat er sprake is geweest van het meer of minder langzaam afbouwen van het aantal werkdagen en het eventueel wisselen van functie.

Van de 487 aangeschreven huisartsen hebben er 304 (62,4%) gereageerd. Daarbij viel op dat van degenen die al jong gestopt zijn, er verhoudingsgewijs minder hebben gereageerd dan van de oudere huisartsen. De gegevens zijn daarom vooral representatief voor de (grote) groep van huisartsen die geboren zijn voor 1960 (huidige leeftijd: minstens 56 jaar), die voor het eerst erkend zijn als huisarts voor het jaar 2000 (erkenningstijd: minstens 15 jaar) en zelfstandig gevestigd zijn geweest.

Van de 304 respondenten hebben er een groot aantal aangegeven dat zij in de laatste 5 jaar voor het stoppen steeds in dezelfde functie werkzaam zijn geweest (meestal als zelfstandige) en voor een zelfde aantal dagen per week (gemiddeld 3,9 dagen per week). Dat geldt voor 38% van de respondenten. Deze respondenten zijn aan te merken als “abrupte stoppers”.
Een slechts iets kleinere groep (36%), werkte in de laatste 5 jaar voor het stoppen steeds in dezelfde functie (meestal als zelfstandige), maar ging daarbij wel minder werken: van 4,4 dagen per week 5 jaar eerder naar 2,7 dagen per week vlak voor het stoppen. Deze respondenten zijn aan te merken als “werktijdafbouwers”.
Iets meer dan een vijfde van de huisartsen (22%), was eerst zelfstandig gevestigd, maar werkte uiteindelijk als HIDHA. Daarbij gingen ze ook minder werken: van 4,3 dagen 5 jaar eerder naar 1,6 dagen per week vlak voor het stoppen. Deze respondenten zijn aan te merken als “functie- en werktijdafbouwers”.
Samen omvatten de bovenstaande groepen reeds 96% van alle respondenten. De overige respondenten hebben patronen die niet goed onder één noemer te vatten zijn.

Verder is gebleken dat een deel van de huisartsen volgens eigen zeggen daadwerkelijk gestopt is met het werk als huisarts op het moment dat bekend is bij het NIVEL. Maar een aanzienlijk deel is toch ook nog meer of minder actief als huisarts na dat moment.
Ook is gebleken dat een deel van de huisartsen volgens eigen zeggen pas stopt met het werk als huisarts op het moment dat de registratie bij de RGS beëindigd wordt. Maar een aanzienlijk stopt één of meer jaar daarvoor al met het werk als huisarts.

Voor de raming van de huisartsen wordt aangenomen dat de helft van de mensen die volgens de NIVEL-registratie gestopt zijn, maar wel nog een registratie als huisarts hebben bij de RGS, toch nog actief is in de patiëntzorg als waarnemer. De uitkomsten van dit onderzoek bevestigen dit min of meer. De werkwijze voor de raming hoeft daarom niet aangepast te worden.

In dit onderzoek is overigens alleen gekeken naar de laatste 5 jaar voor het stoppen. Als over bijvoorbeeld 10 jaar gekeken zou zijn, dan zou blijken dat een groter deel van de huisartsen van functie wisselt. (aut. ref.)