Senior researcher General Practice Care
Publicatie
Publication date
Evaluatie van kansrijke beweegprogramma’s om lichaamsbeweging in de bevolking te bevorderen: fase 2.
Leemrijse, C.J., Ooms, L., Veenhof, C. Evaluatie van kansrijke beweegprogramma’s om lichaamsbeweging in de bevolking te bevorderen: fase 2. Utrecht: NIVEL, 2009. 219 p.
Download the PDF
Meer bewegen gaat niet vanzelf en vraagt soms om specifieke interventies. Eind 2009 zijn 62 programma’s in kaart gebracht die zijn ontwikkeld om de Nederlander meer aan het sporten en bewegen te krijgen.
NASB
Nederlanders bewegen te weinig. Met het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) probeert het ministerie van VWS te bereiken dat meer burgers kiezen voor een actieve leefstijl. Dagelijks bewegen moet de norm worden. Binnen het nationaal actieplan krijgt daarom een aantal ‘bewegingsarme’ gemeentes subsidie voor ‘beweeginitiatieven’. Inmiddels zijn er talloze interventies bedacht om mensen te laten sporten en bewegen. In samenwerking met en met subsidie van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) onderzocht het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) 62 van deze sport- en beweeginitiatieven op uitvoerbaarheid, theoretische onderbouwing en effectiviteit. Op basis van de resultaten is door het NISB voor gemeentes een overzicht van interventies gemaakt.
Kansrijk
Veel beweegprogramma’s richten zich op jeugd (35), mensen met overgewicht (15) en worden binnen de wijk uitgevoerd. Van de meeste programma’s (55) is een goede handleiding beschikbaar waardoor het programma op verschillende locaties kan worden ingezet. Een deel van de beweegprogramma’s heeft een gedegen theoretische onderbouwing, maar de meeste programma’s zijn echt vanuit de ‘beweegpraktijk’ ontstaan. Het grootste deel van de programma’s is nog niet op effectiviteit onderzocht; van slechts 11 programma’s zijn de positieve effecten op meer bewegen met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Het bewijzen van de effectiviteit van beweegprogramma’s is lastig doordat ‘meer bewegen’ niet gemakkelijk is te meten, en omdat dergelijk onderzoek prijzig is om uit te voeren. Het is echter wel relevant in de toekomst meer aandacht te besteden aan onderzoek naar (kosten)effectiviteit van beweegprogramma’s. Meerdere programma’s richten zich niet alleen op het stimuleren van beweging maar ook op bijvoorbeeld ‘afvallen’ of het lidmaatschap van een sportvereniging en hebben daarop hun effecten aangetoond.
Uitschieters
De drie best practices richten zich op verschillende doelgroepen. Het COACH programma maakt gebruik van een stappenteller en ‘Exercise Counseling’ bij de stimulatie van lichamelijke activiteiten in het dagelijks leven bij jong en oud. Mensen voelen zich na drie tot vier maanden beter, ze zijn fitter en bewegen meer. JUMP-in richt zich op kinderen in de basisschoolleeftijd. Het is een mix van programma’s waarin kinderen kunnen sporten en bewegen, waardoor zij beter gaan voldoen aan de norm gezond bewegen voor hun leeftijd. Revalidatie Sport en Bewegen is voor revalidanten en patiënten. Na ontslag uit het revalidatiecentrum of ziekenhuis is er telefonische nazorg over het bewegen. Negen weken en een jaar na afloop van het programma sporten de ex-deelnemers nog steeds meer dan degenen die niet aan het programma hebben deelgenomen.
NASB
Nederlanders bewegen te weinig. Met het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) probeert het ministerie van VWS te bereiken dat meer burgers kiezen voor een actieve leefstijl. Dagelijks bewegen moet de norm worden. Binnen het nationaal actieplan krijgt daarom een aantal ‘bewegingsarme’ gemeentes subsidie voor ‘beweeginitiatieven’. Inmiddels zijn er talloze interventies bedacht om mensen te laten sporten en bewegen. In samenwerking met en met subsidie van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) onderzocht het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) 62 van deze sport- en beweeginitiatieven op uitvoerbaarheid, theoretische onderbouwing en effectiviteit. Op basis van de resultaten is door het NISB voor gemeentes een overzicht van interventies gemaakt.
Kansrijk
Veel beweegprogramma’s richten zich op jeugd (35), mensen met overgewicht (15) en worden binnen de wijk uitgevoerd. Van de meeste programma’s (55) is een goede handleiding beschikbaar waardoor het programma op verschillende locaties kan worden ingezet. Een deel van de beweegprogramma’s heeft een gedegen theoretische onderbouwing, maar de meeste programma’s zijn echt vanuit de ‘beweegpraktijk’ ontstaan. Het grootste deel van de programma’s is nog niet op effectiviteit onderzocht; van slechts 11 programma’s zijn de positieve effecten op meer bewegen met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Het bewijzen van de effectiviteit van beweegprogramma’s is lastig doordat ‘meer bewegen’ niet gemakkelijk is te meten, en omdat dergelijk onderzoek prijzig is om uit te voeren. Het is echter wel relevant in de toekomst meer aandacht te besteden aan onderzoek naar (kosten)effectiviteit van beweegprogramma’s. Meerdere programma’s richten zich niet alleen op het stimuleren van beweging maar ook op bijvoorbeeld ‘afvallen’ of het lidmaatschap van een sportvereniging en hebben daarop hun effecten aangetoond.
Uitschieters
De drie best practices richten zich op verschillende doelgroepen. Het COACH programma maakt gebruik van een stappenteller en ‘Exercise Counseling’ bij de stimulatie van lichamelijke activiteiten in het dagelijks leven bij jong en oud. Mensen voelen zich na drie tot vier maanden beter, ze zijn fitter en bewegen meer. JUMP-in richt zich op kinderen in de basisschoolleeftijd. Het is een mix van programma’s waarin kinderen kunnen sporten en bewegen, waardoor zij beter gaan voldoen aan de norm gezond bewegen voor hun leeftijd. Revalidatie Sport en Bewegen is voor revalidanten en patiënten. Na ontslag uit het revalidatiecentrum of ziekenhuis is er telefonische nazorg over het bewegen. Negen weken en een jaar na afloop van het programma sporten de ex-deelnemers nog steeds meer dan degenen die niet aan het programma hebben deelgenomen.