Senior researcher General Practice Care
Publicatie
Publication date
Loslaten of sturen? Deelonderzoek aansturing proeftuinen van het programma Kwaliteit van de Samenleving.
Leemrijse, C., Veldhuizen, M. van. Loslaten of sturen? Deelonderzoek aansturing proeftuinen van het programma Kwaliteit van de Samenleving. Utrecht: NIVEL, 2017. 50 p.
Decentralisaties en het programma Kwaliteit van de Samenleving
Gemeenten zijn sinds de decentralisatie verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Gemeenten krijgen hiermee de mogelijkheid een samenhangend beleid te voeren. Het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van burgers staat daarbij centraal, net als samenwerking tussen verschillende (zorg)professionals en informele zorg.
Belangrijk onderdeel van de decentralisaties is een nieuwe rolverdeling tussen overheid, burgers en maatschappelijke instellingen. De gemeente wordt geacht de controle los te laten ten gunste van de participatiesamenleving, waarin mensen zelf initiatieven nemen, invloed hebben en dingen samen doen. De manier waarop gemeenten dit invulling geven is nog sterk in ontwikkeling.
In het programma Kwaliteit van de Samenleving (KvdS) is in proeftuinen geëxperimenteerd met een breed scala aan innovaties op het gebied van participatie, preventie en integrale zorg. In een proeftuin wordt met meerdere partners uit verschillende sectoren samengewerkt aan een innovatieve oplossing voor een maatschappelijk vraagstuk. De proeftuinen hebben een looptijd van maximaal anderhalf jaar. De ‘aansturende' of strategische rol binnen de proeftuinen ligt bij gemeenten, of bij (maatschappelijke) organisaties. Deelnemers aan de proeftuinen kunnen professionals, beleidsmedewerkers vanuit verschillende (zorg- en maatschappelijke) instellingen, inwoners of cliënten zijn. Het NIVEL evalueert de rol en verantwoordelijkheden van de ‘aansturende’ gemeenten en organisaties in de proeftuinen. Betrokken beleidsmedewerkers van de gemeente of organisatie vulden een digitale vragenlijst in en een aantal van hen is aanvullend geïnterviewd. De resultaten zijn dus gebaseerd op de meningen van deze beleidsmedewerkers.
Loslaten is een kunst
Bij de aansturing van de proeftuinen ervaren gemeenten en organisaties een spanningsveld tussen ‘loslaten’ en ‘sturen’. De doelstelling en werkwijze van de proeftuin worden wel in samenspraak met deelnemers bepaald, maar veel gemeenten en organisaties geven aan daar tegelijkertijd toch ook in te sturen. Zij vinden het hun verantwoordelijkheid om heldere kaders te geven, welke gedurende het proces van de proeftuin met goede redenen kunnen worden bijgesteld. De uitvoering van de proeftuin kan alleen worden ‘losgelaten’ als de kaders helder zijn en het vertrouwen bestaat dat iemand anders de verantwoording oppakt. Bestuurders moeten er dan wel genoegen mee kunnen nemen dat dingen dan niet altijd zo lopen als zij zelf tevoren hadden bedacht. Gemeenten en organisaties vinden het soms lastig dat zij slechts op hoofdlijnen kunnen sturen, met name wanneer de invulling van de proeftuin door andere partijen en inwoners moet worden waargemaakt. Een andere belemmering voor het aansturen van de proeftuinen is het feit dat het tijdpad binnen de gemeente niet aansluit bij de dynamiek van de proeftuinen, omdat de agenda binnen de gemeente vaak voor een heel jaar vast staat. Stimulerend voor de rol van de gemeenten en organisaties zijn het enthousiasme van deelnemers en de bereidheid om met elkaar buiten de gebaande paden te gaan om nieuwe oplossingen en samenwerking te zoeken.
Samenwerking is een gedeelde verantwoordelijkheid
De gemeenten en organisaties voelen zich verantwoordelijk voor de samenwerking binnen de proeftuinen, maar benadrukken dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid is. Gemeenten en organisaties proberen samenwerking te stimuleren en verschillende initiatieven binnen de
4 Loslaten of sturen? Deelonderzoek aansturing proeftuinen, NIVEL 2017 gemeente samen te brengen zodat integrale samenwerking ontstaat. Een belangrijk knelpunt voor samenwerking binnen de proeftuin is gebrek aan tijd. Ook visie en belangen van deelnemers
verschillen onderling soms. Dit hoeft niet nadelig te werken omdat het aanvullende inzichten en ideeën kan geven, maar soms werken de verschillen wel belemmerend, met name wanneer ook de mate van betrokkenheid van deelnemers uiteenloopt. Tenslotte is een belangrijk knelpunt de bestaande wet- en regelgeving die verkokering in stand houdt: professionals worden betaald uit verschillende financieringsstromen met eigen voorwaarden die niet altijd op elkaar aansluiten.
Wanneer (nog) onduidelijk is of de nieuwe werkwijze uit de proeftuin structureel gefinancierd kan worden werkt dit samenwerking tegen. Motivatie van betrokken partijen, de contacten, delen van elkaars kennis en gezamenlijke ambities hebben bevordert samenwerking.
Het betrekken van inwoners is belangrijk
Vijfentachtig procent van de respondenten vindt burgerbetrokkenheid belangrijk en voelt zich samen met andere partners uit de proeftuin verantwoordelijk voor het betrekken van inwoners.
Gemeenten en organisaties betrekken inwoners vooral door hen te informeren en te raadplegen, en door hen de proeftuin mede te laten uitvoeren. Gemeenten en organisaties geven aan dat het niet makkelijk is om de juiste groepen inwoners te betrekken. Niet iedere inwoner is gemotiveerd en kan of wil vrije tijd aan de proeftuin besteden. Het bureaucratisch proces binnen de gemeente zorgt er bovendien voor dat het soms lang duurt voordat inwoners iets terug zien van hun inspanningen of antwoord krijgen op hun vragen. Het helpt om naar mensen zelf toe te gaan en hen persoonlijk te benaderen. Wanneer urgerparticipatie wordt gevraagd is het belangrijk om tevoren duidelijk te maken aan inwoners wat er van hun wordt verwacht en wat zij van de gemeente of organisatie kunnen verwachten.
Proeftuinen dragen bij aan het beleid, borging van resultaten behoeft aandacht
Hoewel veel gemeenten en organisaties aangeven dat het nog te vroeg is om dit echt te
beoordelen, vinden zij dat de proeftuinen van het programma KvdS in beginsel een bijdrage
hebben geleverd aan het beleid op het gebied van de decentralisaties. Zij noemen daarbij
verhoogde burgerparticipatie, verbeterde integrale samenwerking, investering in preventie en in eigen kracht van inwoners, en ondersteuning die beter aansluit bij de behoefte van mensen. Wel worden regelmatig zorgen geuit ten aanzien van de borging van de resultaten van de proeftuinen.
Vaak is nog onduidelijk of de initiatieven of innovaties die zijn ontstaan kunnen worden voortgezet en door wie, mede omdat financiering hiervoor vaak ontbreekt.
Aanbevelingen
Voordat een gemeente of organisatie met een innovatie start is het belangrijk het draagvlak
hiervoor te bepalen. Wanneer een innovatie ingaat op een bestaande behoefte zijn deelnemers gemotiveerd en is het ook makkelijker om inwoners erbij te betrekken. De kans van slagen is groter wanneer betrokken partijen elkaar eerst goed leren kennen en het met elkaar eens zijn wat de doelstellingen, kaders en verwachtingen zijn van de (innovatie)opdracht. Voor de aansturing en het verloop van innovatie-trajecten is het dus belangrijk vooraf heldere doelstellingen te formuleren, en verwachtingen ten aanzien van rolverdeling en verantwoordelijkheden vroeg in het proces voor iedereen helder te hebben. Gedurende het verloop van de proeftuin moet er genoeg flexibiliteit zijn om doelstellingen en werkwijzen in overleg aan te passen. Tenslotte is het belangrijk om zo vroeg mogelijk in het proces na te denken over borging van de resultaten van een innovatie. (aut. ref.)
Gemeenten zijn sinds de decentralisatie verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Gemeenten krijgen hiermee de mogelijkheid een samenhangend beleid te voeren. Het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van burgers staat daarbij centraal, net als samenwerking tussen verschillende (zorg)professionals en informele zorg.
Belangrijk onderdeel van de decentralisaties is een nieuwe rolverdeling tussen overheid, burgers en maatschappelijke instellingen. De gemeente wordt geacht de controle los te laten ten gunste van de participatiesamenleving, waarin mensen zelf initiatieven nemen, invloed hebben en dingen samen doen. De manier waarop gemeenten dit invulling geven is nog sterk in ontwikkeling.
In het programma Kwaliteit van de Samenleving (KvdS) is in proeftuinen geëxperimenteerd met een breed scala aan innovaties op het gebied van participatie, preventie en integrale zorg. In een proeftuin wordt met meerdere partners uit verschillende sectoren samengewerkt aan een innovatieve oplossing voor een maatschappelijk vraagstuk. De proeftuinen hebben een looptijd van maximaal anderhalf jaar. De ‘aansturende' of strategische rol binnen de proeftuinen ligt bij gemeenten, of bij (maatschappelijke) organisaties. Deelnemers aan de proeftuinen kunnen professionals, beleidsmedewerkers vanuit verschillende (zorg- en maatschappelijke) instellingen, inwoners of cliënten zijn. Het NIVEL evalueert de rol en verantwoordelijkheden van de ‘aansturende’ gemeenten en organisaties in de proeftuinen. Betrokken beleidsmedewerkers van de gemeente of organisatie vulden een digitale vragenlijst in en een aantal van hen is aanvullend geïnterviewd. De resultaten zijn dus gebaseerd op de meningen van deze beleidsmedewerkers.
Loslaten is een kunst
Bij de aansturing van de proeftuinen ervaren gemeenten en organisaties een spanningsveld tussen ‘loslaten’ en ‘sturen’. De doelstelling en werkwijze van de proeftuin worden wel in samenspraak met deelnemers bepaald, maar veel gemeenten en organisaties geven aan daar tegelijkertijd toch ook in te sturen. Zij vinden het hun verantwoordelijkheid om heldere kaders te geven, welke gedurende het proces van de proeftuin met goede redenen kunnen worden bijgesteld. De uitvoering van de proeftuin kan alleen worden ‘losgelaten’ als de kaders helder zijn en het vertrouwen bestaat dat iemand anders de verantwoording oppakt. Bestuurders moeten er dan wel genoegen mee kunnen nemen dat dingen dan niet altijd zo lopen als zij zelf tevoren hadden bedacht. Gemeenten en organisaties vinden het soms lastig dat zij slechts op hoofdlijnen kunnen sturen, met name wanneer de invulling van de proeftuin door andere partijen en inwoners moet worden waargemaakt. Een andere belemmering voor het aansturen van de proeftuinen is het feit dat het tijdpad binnen de gemeente niet aansluit bij de dynamiek van de proeftuinen, omdat de agenda binnen de gemeente vaak voor een heel jaar vast staat. Stimulerend voor de rol van de gemeenten en organisaties zijn het enthousiasme van deelnemers en de bereidheid om met elkaar buiten de gebaande paden te gaan om nieuwe oplossingen en samenwerking te zoeken.
Samenwerking is een gedeelde verantwoordelijkheid
De gemeenten en organisaties voelen zich verantwoordelijk voor de samenwerking binnen de proeftuinen, maar benadrukken dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid is. Gemeenten en organisaties proberen samenwerking te stimuleren en verschillende initiatieven binnen de
4 Loslaten of sturen? Deelonderzoek aansturing proeftuinen, NIVEL 2017 gemeente samen te brengen zodat integrale samenwerking ontstaat. Een belangrijk knelpunt voor samenwerking binnen de proeftuin is gebrek aan tijd. Ook visie en belangen van deelnemers
verschillen onderling soms. Dit hoeft niet nadelig te werken omdat het aanvullende inzichten en ideeën kan geven, maar soms werken de verschillen wel belemmerend, met name wanneer ook de mate van betrokkenheid van deelnemers uiteenloopt. Tenslotte is een belangrijk knelpunt de bestaande wet- en regelgeving die verkokering in stand houdt: professionals worden betaald uit verschillende financieringsstromen met eigen voorwaarden die niet altijd op elkaar aansluiten.
Wanneer (nog) onduidelijk is of de nieuwe werkwijze uit de proeftuin structureel gefinancierd kan worden werkt dit samenwerking tegen. Motivatie van betrokken partijen, de contacten, delen van elkaars kennis en gezamenlijke ambities hebben bevordert samenwerking.
Het betrekken van inwoners is belangrijk
Vijfentachtig procent van de respondenten vindt burgerbetrokkenheid belangrijk en voelt zich samen met andere partners uit de proeftuin verantwoordelijk voor het betrekken van inwoners.
Gemeenten en organisaties betrekken inwoners vooral door hen te informeren en te raadplegen, en door hen de proeftuin mede te laten uitvoeren. Gemeenten en organisaties geven aan dat het niet makkelijk is om de juiste groepen inwoners te betrekken. Niet iedere inwoner is gemotiveerd en kan of wil vrije tijd aan de proeftuin besteden. Het bureaucratisch proces binnen de gemeente zorgt er bovendien voor dat het soms lang duurt voordat inwoners iets terug zien van hun inspanningen of antwoord krijgen op hun vragen. Het helpt om naar mensen zelf toe te gaan en hen persoonlijk te benaderen. Wanneer urgerparticipatie wordt gevraagd is het belangrijk om tevoren duidelijk te maken aan inwoners wat er van hun wordt verwacht en wat zij van de gemeente of organisatie kunnen verwachten.
Proeftuinen dragen bij aan het beleid, borging van resultaten behoeft aandacht
Hoewel veel gemeenten en organisaties aangeven dat het nog te vroeg is om dit echt te
beoordelen, vinden zij dat de proeftuinen van het programma KvdS in beginsel een bijdrage
hebben geleverd aan het beleid op het gebied van de decentralisaties. Zij noemen daarbij
verhoogde burgerparticipatie, verbeterde integrale samenwerking, investering in preventie en in eigen kracht van inwoners, en ondersteuning die beter aansluit bij de behoefte van mensen. Wel worden regelmatig zorgen geuit ten aanzien van de borging van de resultaten van de proeftuinen.
Vaak is nog onduidelijk of de initiatieven of innovaties die zijn ontstaan kunnen worden voortgezet en door wie, mede omdat financiering hiervoor vaak ontbreekt.
Aanbevelingen
Voordat een gemeente of organisatie met een innovatie start is het belangrijk het draagvlak
hiervoor te bepalen. Wanneer een innovatie ingaat op een bestaande behoefte zijn deelnemers gemotiveerd en is het ook makkelijker om inwoners erbij te betrekken. De kans van slagen is groter wanneer betrokken partijen elkaar eerst goed leren kennen en het met elkaar eens zijn wat de doelstellingen, kaders en verwachtingen zijn van de (innovatie)opdracht. Voor de aansturing en het verloop van innovatie-trajecten is het dus belangrijk vooraf heldere doelstellingen te formuleren, en verwachtingen ten aanzien van rolverdeling en verantwoordelijkheden vroeg in het proces voor iedereen helder te hebben. Gedurende het verloop van de proeftuin moet er genoeg flexibiliteit zijn om doelstellingen en werkwijzen in overleg aan te passen. Tenslotte is het belangrijk om zo vroeg mogelijk in het proces na te denken over borging van de resultaten van een innovatie. (aut. ref.)