Senior researcher General Practice Care
Publicatie
Publication date
Paramedische zorg in verpleeghuizen: een inventarisatie van omvang, inhoud en indicatiestelling van paramedische zorg.
Boer, M. de, Ende, E. van den, Ribbe, M., Leemrijse, C. Paramedische zorg in verpleeghuizen: een inventarisatie van omvang, inhoud en indicatiestelling van paramedische zorg. Utecht: NIVEL, 2004. 168 p.
Download the PDF
Eén op de acht Nederlandse verpleeghuizen heeft geen diëtist in dienst. Dat is in strijd met de richtlijn voor verantwoorde vocht- en voedselvoorziening van de landelijke branchevereniging voor verpleging en verzorging (Arcares). De noodzaak van een diëtist is hoog: meer dan 40% van de verpleeghuisbewoners heeft problemen op het gebied van de voeding. Ondervoeding, diabetes mellitus, hart- en vaatziekten en medicijngebruik vragen allemaal om een specifiek dieet of voedingssupplementen.
In verpleeghuizen waar er wel een diëtist aanwezig is, heeft deze de zorg voor gemiddeld 556 bewoners (ter vergelijking: er is één fysiotherapeut op elke 46 bewoners). Overigens is er geen norm voor het maximaal aantal bewoners per diëtist.
Dit blijkt uit een inventariserend onderzoek door het NIVEL naar de paramedische zorg in verpleeghuizen in opdracht van ZonMw. In de verpleeghuiszorg werken verschillende medische en paramedische disciplines samen. Over het aanbod van paramedische zorg waren echter nauwelijks gegevens bekend. Dit onderzoek is de eerste inventarisatie van de paramedische zorg in Nederlandse verpleeghuizen. Uit vervolgonderzoek moet blijken of dat de juiste zorg is, hoe die zorg eventueel verbeterd kan worden.
In de Arcares-richtlijn Multidisciplinaire Richtlijn verantwoorde vocht- en voedselvoorziening voor verpleeghuisgeïndiceerden, die is opgesteld nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg problemen constateerde in de vocht- en voedselvoorziening in verpleeghuizen, wordt aanbevolen om in ieder verpleeghuis een voedingsbeleidsteam samen te stellen met een diëtist, een verpleeghuisarts en een verpleegkundige. Diëtisten bepalen mede het voedingsbeleid voor het hele verpleeghuis, maar diagnosticeren ook individuele voedingsproblemen en geven aan de hand daarvan dieetadviezen.
Overige onderzoeksresultaten
Uit het NIVEL-onderzoek blijkt ook dat vrijwel alle verpleeghuizen over een fysiotherapeut beschikken (99%). Ook ergotherapie en logopedie zijn in meer dan 92% van de verpleeghuizen aanwezig. Per verpleeghuis verschilt het percentage bewoners dat paramedische zorg krijgt echter sterk. Zo varieert het percentage bewoners dat fysiotherapie krijgt tussen de 39% en de 93%. Dit lijkt onder andere te worden veroorzaakt doordat taken die in het ene verpleeghuis onder de fysiotherapeut vallen, in een andere instelling door de verpleging worden uitgevoerd. Ook het aantal paramedici in verhouding tot het aantal verpleegkundigen speelt een rol. De paramedici geven aan bij één op de vijf behandelde bewoners eigenlijk meer tijd nodig te hebben voor de behandeling.
Het onderzoek werd in opdracht van ZonMw uitgevoerd, in samenwerking met de afdeling verpleeghuisgeneeskunde van het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (EMGO). Bij een representatieve steekproef van 88 verpleeghuizen werd door middel van telefonische enquêtes informatie ingewonnen over de aanwezige paramedische zorg. Daarnaast werden bij verpleeghuisartsen en paramedici gegevens verzameld over de paramedische zorg aan 600 bewoners in vijftien verpleeghuizen.
In verpleeghuizen waar er wel een diëtist aanwezig is, heeft deze de zorg voor gemiddeld 556 bewoners (ter vergelijking: er is één fysiotherapeut op elke 46 bewoners). Overigens is er geen norm voor het maximaal aantal bewoners per diëtist.
Dit blijkt uit een inventariserend onderzoek door het NIVEL naar de paramedische zorg in verpleeghuizen in opdracht van ZonMw. In de verpleeghuiszorg werken verschillende medische en paramedische disciplines samen. Over het aanbod van paramedische zorg waren echter nauwelijks gegevens bekend. Dit onderzoek is de eerste inventarisatie van de paramedische zorg in Nederlandse verpleeghuizen. Uit vervolgonderzoek moet blijken of dat de juiste zorg is, hoe die zorg eventueel verbeterd kan worden.
In de Arcares-richtlijn Multidisciplinaire Richtlijn verantwoorde vocht- en voedselvoorziening voor verpleeghuisgeïndiceerden, die is opgesteld nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg problemen constateerde in de vocht- en voedselvoorziening in verpleeghuizen, wordt aanbevolen om in ieder verpleeghuis een voedingsbeleidsteam samen te stellen met een diëtist, een verpleeghuisarts en een verpleegkundige. Diëtisten bepalen mede het voedingsbeleid voor het hele verpleeghuis, maar diagnosticeren ook individuele voedingsproblemen en geven aan de hand daarvan dieetadviezen.
Overige onderzoeksresultaten
Uit het NIVEL-onderzoek blijkt ook dat vrijwel alle verpleeghuizen over een fysiotherapeut beschikken (99%). Ook ergotherapie en logopedie zijn in meer dan 92% van de verpleeghuizen aanwezig. Per verpleeghuis verschilt het percentage bewoners dat paramedische zorg krijgt echter sterk. Zo varieert het percentage bewoners dat fysiotherapie krijgt tussen de 39% en de 93%. Dit lijkt onder andere te worden veroorzaakt doordat taken die in het ene verpleeghuis onder de fysiotherapeut vallen, in een andere instelling door de verpleging worden uitgevoerd. Ook het aantal paramedici in verhouding tot het aantal verpleegkundigen speelt een rol. De paramedici geven aan bij één op de vijf behandelde bewoners eigenlijk meer tijd nodig te hebben voor de behandeling.
Het onderzoek werd in opdracht van ZonMw uitgevoerd, in samenwerking met de afdeling verpleeghuisgeneeskunde van het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek (EMGO). Bij een representatieve steekproef van 88 verpleeghuizen werd door middel van telefonische enquêtes informatie ingewonnen over de aanwezige paramedische zorg. Daarnaast werden bij verpleeghuisartsen en paramedici gegevens verzameld over de paramedische zorg aan 600 bewoners in vijftien verpleeghuizen.