Senior researcher Communication in Healthcare
Publicatie
Publication date
Ervaringen met de zorg en opvattingen over de eigen bijdrage aan de zorg van mensen met hart- en vaatziekten. Resultaten van secundaire analyses op gegevens verzameld binnen het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten van het NIVEL: ter eva...
Waverijn, G., Heijmans, M. Ervaringen met de zorg en opvattingen over de eigen bijdrage aan de zorg van mensen met hart- en vaatziekten. Resultaten van secundaire analyses op gegevens verzameld binnen het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten van het NIVEL: ter evaluatie van de implementatie van de zorgstandaard Cardiovasculair Risicomanagement. Utrecht: NIVEL, 2014. 56 p.
Download the PDF
In 2009 is de zorgstandaard Vasculair Risicomanagement ingevoerd. In 2013 verscheen een update van deze zorgstandaard en veranderde de naam in de Zorgstandaard Cardiovasculair Risicomanagement. De zorgstandaard biedt richtlijnen voor goede zorg en heeft betrekking op alle door artherosclerose veroorzaakte vaataandoeningen. Cardiovasculair Risicomanagement omvat daarbij identificatie, diagnostiek, behandeling – inclusief leefstijladviezen en begeleiding – en follow-up.
In deze rapportage worden de ervaringen van mensen met hart- en vaatziekten met de zorg beschreven, evenals hun opvattingen over de eigen bijdrage die zij kunnen leveren aan hun zorg. Daarnaast werd onderzocht of de ervaringen met de zorg van mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit verschillen van de groep mensen met alleen hart- en vaatziekten. Door ervaringen van mensen met hart- en vaatziekten vóór (2008 en 2009) en na de invoering van de zorgstandaard (2012 en 2013) te vergelijken biedt dit rapport inzicht in hoe ver het staat met de implementatie van de zorgstandaard.
Eigen bijdrage aan de zorg
Mensen met hart- en vaatziekten doen veel aan zelfmanagement: 60% tot 80% van de mensen met hart- en vaatziekten ziet in het dagelijks leven taken of uitdagingen voor zichzelf weggelegd met betrekking tot de omgang met de hart- en vaatziekte. Het gaat daarbij om taken met betrekking tot het medisch management maar ook om taken op het gebied van leefstijlaanpassingen, de contacten met zorgverleners en het omgaan met de gevolgen van de ziekte op lichamelijk, emotioneel en sociaal vlak.
Ongeveer de helft van de mensen met hart- vaatziekten voelt zich daarbij voldoende toegerust om met deze taken om te gaan en een actieve rol in hun zorg op zich te nemen. De andere helft van de mensen met hart- en vaatziekten heeft hier moeite mee. Zij missen de juiste kennis, vaardigheden of het vertrouwen om op een zelfstandige manier met de ziekte om te gaan in het dagelijks leven. Een groep mensen geeft dan ook aan behoefte te hebben aan (extra) ondersteuning bij het zelfmanagement Zo heeft men bijvoorbeeld behoefte aan extra ondersteuning bij de omgang met zorgverleners en bij de omgang met
de gevolgen van een chronische ziekte
Zorggebruik
Er zijn veel verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor mensen met hart- en vaatziekten. De huisarts, praktijkondersteuner en cardioloog zijn de zorgverleners die het meest worden genoemd door mensen met hart- en vaatziekten. Het zorggebruik van mensen met hart- en vaatziekten voor en na de invoering van de zorgstandaard verschilt nauwelijks. Opvallend is wel dat het aantal contacten met de praktijkondersteuner in 2012 lager ligt dan in 2007. Het zou zo kunnen zijn dat mensen meer zelf zijn gaan doen en daarom het aantal contacten afneemt. Uit NIVEL-onderzoek naar de rol van POH’s in de
huisartsenpraktijk blijkt dat de inbreng van de POH vooral leidt tot een kwalitatief betere eerstelijnszorg. Kwalitatief betere zorg kan leiden tot een verminderde behoefte aan contacten met de POH. Het percentage mensen dat contact heeft met de praktijkonder steuner is hoger onder mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit dan onder de groep mensen met alleen hart- en vaatziekten.
Ervaringen met de zorg
Mensen met hart- en vaatziekten blijken tevreden met de zorg die zij ontvangen. Zij geven goede beoordelingen aan zorgverleners en aan het totaalpakket aan zorg dat zij krijgen. Echter merken zij, anno 2012 nog niet op alle punten evenveel van de programmatische aanpak van de zorg en zelfmanagementondersteuning door zorgverleners.
Relatief weinig mensen hebben ervaringen met een individueel zorgplan, terwijl dit wel een speerpunt is in de zorgstandaard. Ook follow-up van patiënten en het gebruiken van initiatieven binnen de gemeente ter ondersteuning van zelfmanagement maken nog geen structureel onderdeel uit van de zorg, zo is de ervaring van patiënten. Wel geven patiënten aan dat zorgverleners betrokken zijn bij hun leefstijl en hen daar ook vragen over stellen. Mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit waarderen de organisatie van de zorg als slechter en hebben nog minder ervaring met een individueel zorgplan dan
mensen met hart- en vaatziekten zonder multimorbiditeit.
Beschouwing
Mensen met hart- en vaatziekten ervaren over het algemeen de regie over hun eigen leven te hebben en zien op veel gebieden een rol voor zichzelf weggelegd met betrekking tot het zelfmanagement van hun chronische aandoening. Een aanzienlijk gedeelte van de groep mensen met hart- en vaatziekten is actief bezig met het managen van hun aandoening en is ook tevreden over de zorg en de rol van zorgverleners bij de behandeling van en de omgang met hun aandoening. Naast de groep die goed slaagt in het verrichten van zelfmanagement is er ook een groep die (extra) ondersteuning nodig heeft en die nog niet
voldoende toegerust is om een actieve rol in de zorg op zich te nemen. Dat mensen met hart- en vaatziekten nog niet altijd iets merken van de programmatische aanpak van de zorg betekent dat er verbeteringen mogelijk zijn in de mate waarin de zorg aansluit bij de behoeften en verwachtingen van patiënten. Meer aandacht voor het ondersteunen van het zelfmanagement en meer aandacht voor de implementatie van de programmatische aanpak in de praktijk biedt wellicht mogelijkheden om de ervaringen met de zorg van mensen met hart- en vaatziekten en de omgang met de aandoening in het dagelijks leven te verbeteren. Speciale aandacht behoefte de groep mensen met multimorbiditeit. Bij deze
groep lijkt nog verbetering mogelijk in de organisatie van de zorg en de inzichtelijkheid hiervan. (aut. ref.)
In deze rapportage worden de ervaringen van mensen met hart- en vaatziekten met de zorg beschreven, evenals hun opvattingen over de eigen bijdrage die zij kunnen leveren aan hun zorg. Daarnaast werd onderzocht of de ervaringen met de zorg van mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit verschillen van de groep mensen met alleen hart- en vaatziekten. Door ervaringen van mensen met hart- en vaatziekten vóór (2008 en 2009) en na de invoering van de zorgstandaard (2012 en 2013) te vergelijken biedt dit rapport inzicht in hoe ver het staat met de implementatie van de zorgstandaard.
Eigen bijdrage aan de zorg
Mensen met hart- en vaatziekten doen veel aan zelfmanagement: 60% tot 80% van de mensen met hart- en vaatziekten ziet in het dagelijks leven taken of uitdagingen voor zichzelf weggelegd met betrekking tot de omgang met de hart- en vaatziekte. Het gaat daarbij om taken met betrekking tot het medisch management maar ook om taken op het gebied van leefstijlaanpassingen, de contacten met zorgverleners en het omgaan met de gevolgen van de ziekte op lichamelijk, emotioneel en sociaal vlak.
Ongeveer de helft van de mensen met hart- vaatziekten voelt zich daarbij voldoende toegerust om met deze taken om te gaan en een actieve rol in hun zorg op zich te nemen. De andere helft van de mensen met hart- en vaatziekten heeft hier moeite mee. Zij missen de juiste kennis, vaardigheden of het vertrouwen om op een zelfstandige manier met de ziekte om te gaan in het dagelijks leven. Een groep mensen geeft dan ook aan behoefte te hebben aan (extra) ondersteuning bij het zelfmanagement Zo heeft men bijvoorbeeld behoefte aan extra ondersteuning bij de omgang met zorgverleners en bij de omgang met
de gevolgen van een chronische ziekte
Zorggebruik
Er zijn veel verschillende zorgverleners betrokken bij de zorg voor mensen met hart- en vaatziekten. De huisarts, praktijkondersteuner en cardioloog zijn de zorgverleners die het meest worden genoemd door mensen met hart- en vaatziekten. Het zorggebruik van mensen met hart- en vaatziekten voor en na de invoering van de zorgstandaard verschilt nauwelijks. Opvallend is wel dat het aantal contacten met de praktijkondersteuner in 2012 lager ligt dan in 2007. Het zou zo kunnen zijn dat mensen meer zelf zijn gaan doen en daarom het aantal contacten afneemt. Uit NIVEL-onderzoek naar de rol van POH’s in de
huisartsenpraktijk blijkt dat de inbreng van de POH vooral leidt tot een kwalitatief betere eerstelijnszorg. Kwalitatief betere zorg kan leiden tot een verminderde behoefte aan contacten met de POH. Het percentage mensen dat contact heeft met de praktijkonder steuner is hoger onder mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit dan onder de groep mensen met alleen hart- en vaatziekten.
Ervaringen met de zorg
Mensen met hart- en vaatziekten blijken tevreden met de zorg die zij ontvangen. Zij geven goede beoordelingen aan zorgverleners en aan het totaalpakket aan zorg dat zij krijgen. Echter merken zij, anno 2012 nog niet op alle punten evenveel van de programmatische aanpak van de zorg en zelfmanagementondersteuning door zorgverleners.
Relatief weinig mensen hebben ervaringen met een individueel zorgplan, terwijl dit wel een speerpunt is in de zorgstandaard. Ook follow-up van patiënten en het gebruiken van initiatieven binnen de gemeente ter ondersteuning van zelfmanagement maken nog geen structureel onderdeel uit van de zorg, zo is de ervaring van patiënten. Wel geven patiënten aan dat zorgverleners betrokken zijn bij hun leefstijl en hen daar ook vragen over stellen. Mensen met hart- en vaatziekten met multimorbiditeit waarderen de organisatie van de zorg als slechter en hebben nog minder ervaring met een individueel zorgplan dan
mensen met hart- en vaatziekten zonder multimorbiditeit.
Beschouwing
Mensen met hart- en vaatziekten ervaren over het algemeen de regie over hun eigen leven te hebben en zien op veel gebieden een rol voor zichzelf weggelegd met betrekking tot het zelfmanagement van hun chronische aandoening. Een aanzienlijk gedeelte van de groep mensen met hart- en vaatziekten is actief bezig met het managen van hun aandoening en is ook tevreden over de zorg en de rol van zorgverleners bij de behandeling van en de omgang met hun aandoening. Naast de groep die goed slaagt in het verrichten van zelfmanagement is er ook een groep die (extra) ondersteuning nodig heeft en die nog niet
voldoende toegerust is om een actieve rol in de zorg op zich te nemen. Dat mensen met hart- en vaatziekten nog niet altijd iets merken van de programmatische aanpak van de zorg betekent dat er verbeteringen mogelijk zijn in de mate waarin de zorg aansluit bij de behoeften en verwachtingen van patiënten. Meer aandacht voor het ondersteunen van het zelfmanagement en meer aandacht voor de implementatie van de programmatische aanpak in de praktijk biedt wellicht mogelijkheden om de ervaringen met de zorg van mensen met hart- en vaatziekten en de omgang met de aandoening in het dagelijks leven te verbeteren. Speciale aandacht behoefte de groep mensen met multimorbiditeit. Bij deze
groep lijkt nog verbetering mogelijk in de organisatie van de zorg en de inzichtelijkheid hiervan. (aut. ref.)