Publicatie
Publication date
Ervaringen met toezicht van kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf: eindrapport.
Fermin, A., Friele, R., Coppenhagen, T. Ervaringen met toezicht van kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf: eindrapport. Utrecht: Nivel, 2019. 48 p.
Download the PDF
Dit rapport biedt een kwalitatief inzicht in de ervaringen van kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf met het toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Op basis van deze ervaringen worden suggesties gedaan voor een betere aansluiting van het toezicht bij de ervaringen van de ondertoezichtstaanden. Het aantal kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf is sinds het van kracht worden van de Jeugdwet in 2015 sterk toegenomen. Deze toename in aanbieders stelt de Inspectie voor nieuwe uitdagingen. De IGJ - en haar voorgangers – heeft een gepaste vorm van toezicht ontwikkeld op basis van onder meer reflectie op haar ervaringen met toezicht op 49 kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf tussen 2016-2017 (IGJ, 2018). Ter aanvulling hierop wordt in dit rapport onderzocht hoe de geïnspecteerden zelf het toezicht hebben ervaren en hoe dit zich verhoudt tot de aanpak van de inspectie.
Ervaringen met het inspectiebezoek
Het onderzoek laat zien dat over het algemeen de geïnspecteerden redelijk tevreden zijn over het inspectiebezoek, met enkele uitschieters naar boven en naar beneden. De meest positieve ervaringen van geïnspecteerden hingen samen met (1) een van te voren aangekondigd bezoek, (2) een respectvolle bejegening door de inspecteurs, (3) een gepaste (pedagogisch verantwoorde) wijze van benaderen van de jeugdigen, en (4) helderheid over de doelen en opzet van het inspectiebezoek en het vervolg. Geïnspecteerden met minder positieve ervaringen relateren die aan een onaangekondigd bezoek, een formele bejegening en/of een niet gepaste benadering van de jeugdigen.
Ervaringen met de beoordeling
Geïnspecteerden verschillen wat betreft hun ervaringen met de beoordeling. Deze verschillen hangen samen met: (1) de ervaren geschiktheid van het toetsingskader, (2) de communicatie rondom de beoordeling, en (3) het ervaren nut van de beoordeling. Sommige geïnspecteerden hadden er begrip voor dat het toetsingskader waarmee de IGJ toezicht houdt maar in beperkte mate rekening kan houden met bijzonderheden van kleinschalige jeugdhulpaanbieders. Maar vaker was er kritiek op het toetsingskader dat geen recht zou doen aan de kleinschaligheid van de aanbieders. Heldere en duidelijke communicatie rondom de beoordeling werd door alle geïnspecteerden van belang geacht. Enkele geïnspecteerden - met name die geïnspecteerd zijn naar aanleiding van een signaal - hadden negatieve ervaringen met de communicatie: zij misten de transparantie over de aanleiding en een terugkoppeling aan het einde van het inspectiebezoek. Ten slotte varieerden de ervaring met het nut van de beoordeling sterk. Enkelen geïnspecteerden vonden de beoordeling “nutteloos”, onder meer omdat de Inspectie zich zou hebben beperkt tot toezicht op “de papieren werkelijkheid” en omdat ze alle grijstinten reduceert tot een zwart-wit beoordeling. Anderen hadden het bezoek als “een leermoment” ervaren en waardeerden het dat de inspecteurs met hen in gesprek waren gegaan om zich een beeld te vormen van hoe het in de praktijk eraan toegaat.
Reflectie op de rol van toezicht
Tijdens de interviews en het groepsgesprek hebben we de geïnspecteerden gevraagd om te reflecteren op de vraag: hoe kan het toezicht door de IGJ op de kwaliteit en veiligheid van kleinschalige aanbieders van jeugdzorg met verblijf beter of anders? Periodieke inspectiebezoeken worden door alle respondenten belangrijk gevonden, om er zelf van te leren en om misstanden in de sector te voorkomen. Bij gebrek aan capaciteit kan de Inspectie selectief toezicht houden op basis van risicoprofielen en in afstemming met gemeenten, werd gesuggereerd. Weer anderen zinspeelden op een zwaarder accent op de adviserende rol van de Inspectie, om kleinschalige aanbieders te stimuleren om te blijven werken aan verbetering van de kwaliteit en veiligheid van het aanbod.
Verder vinden de geïnspecteerden dat de Inspectie meer dan nu het geval is oog moet hebben voor de complexe omgeving waarin kleine aanbieders van jeugdhulp opereren en waarin ze niet alleen rekening moeten voldoen aan de “eisen” van de IGJ maar bijvoorbeeld ook met die van zorgorganisaties, gemeenten en kwaliteitskeurmerken. Concreet gaat het hen vooral om het voorkomen of verminderen van conflicterende eisen en dubbel werk. De IGJ kan mogelijk ook een rol spelen bij de afstemming van kwaliteitskeurmerken met de eisen die de IGJ stelt.
Gevolgde werkwijze
Het onderzoek werd begonnen met twee gesprekken met inspecteurs van de IGJ, domein Jeugd. Het doel hiervan was een duidelijk beeld te krijgen van de verwachtingen, aanpak en ervaringen van de IGJ met het toezicht op kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf . De Inspectie heeft haar aanpak van toezicht mede ontwikkelde op basis van haar ervaringen met het uitvoeren van toezicht op 49 kleinschalige jeugdhulpaanbieders tussen 2016-2017 (zie hoofdstuk 3).
We hebben tien van deze 49 geïnspecteerde kleinschalige jeugdhulpaanbieders geïnterviewd (at random geselecteerd) over hun ervaringen met het toezicht. Vervolgens is een groepsgesprek gehouden waaraan negen verschillende aanbieders deelnamen. Het doel van het groepsgesprek was zowel het verbreden van de empirische basis van het onderzoek (slechts een van de deelnemers van het groepsgesprek was eerder geïnterviewd) als het toetsen van de eerste conclusies uit de analyse van de interviewgegevens. De inzichten uit de interviews en het groepsgesprek worden gepresenteerd aan de hand van de hierboven genoemde indeling in drie thema’s: (1) ervaringen met het inspectiebezoek, (2) ervaringen met het de beoordeling en (3) reflectie op de rol van inspectie bij toezicht op kleinschalige jeugdhulpaanbieders (hoofdstukken 4, 5 en 6). (aut. ref.)
Ervaringen met het inspectiebezoek
Het onderzoek laat zien dat over het algemeen de geïnspecteerden redelijk tevreden zijn over het inspectiebezoek, met enkele uitschieters naar boven en naar beneden. De meest positieve ervaringen van geïnspecteerden hingen samen met (1) een van te voren aangekondigd bezoek, (2) een respectvolle bejegening door de inspecteurs, (3) een gepaste (pedagogisch verantwoorde) wijze van benaderen van de jeugdigen, en (4) helderheid over de doelen en opzet van het inspectiebezoek en het vervolg. Geïnspecteerden met minder positieve ervaringen relateren die aan een onaangekondigd bezoek, een formele bejegening en/of een niet gepaste benadering van de jeugdigen.
Ervaringen met de beoordeling
Geïnspecteerden verschillen wat betreft hun ervaringen met de beoordeling. Deze verschillen hangen samen met: (1) de ervaren geschiktheid van het toetsingskader, (2) de communicatie rondom de beoordeling, en (3) het ervaren nut van de beoordeling. Sommige geïnspecteerden hadden er begrip voor dat het toetsingskader waarmee de IGJ toezicht houdt maar in beperkte mate rekening kan houden met bijzonderheden van kleinschalige jeugdhulpaanbieders. Maar vaker was er kritiek op het toetsingskader dat geen recht zou doen aan de kleinschaligheid van de aanbieders. Heldere en duidelijke communicatie rondom de beoordeling werd door alle geïnspecteerden van belang geacht. Enkele geïnspecteerden - met name die geïnspecteerd zijn naar aanleiding van een signaal - hadden negatieve ervaringen met de communicatie: zij misten de transparantie over de aanleiding en een terugkoppeling aan het einde van het inspectiebezoek. Ten slotte varieerden de ervaring met het nut van de beoordeling sterk. Enkelen geïnspecteerden vonden de beoordeling “nutteloos”, onder meer omdat de Inspectie zich zou hebben beperkt tot toezicht op “de papieren werkelijkheid” en omdat ze alle grijstinten reduceert tot een zwart-wit beoordeling. Anderen hadden het bezoek als “een leermoment” ervaren en waardeerden het dat de inspecteurs met hen in gesprek waren gegaan om zich een beeld te vormen van hoe het in de praktijk eraan toegaat.
Reflectie op de rol van toezicht
Tijdens de interviews en het groepsgesprek hebben we de geïnspecteerden gevraagd om te reflecteren op de vraag: hoe kan het toezicht door de IGJ op de kwaliteit en veiligheid van kleinschalige aanbieders van jeugdzorg met verblijf beter of anders? Periodieke inspectiebezoeken worden door alle respondenten belangrijk gevonden, om er zelf van te leren en om misstanden in de sector te voorkomen. Bij gebrek aan capaciteit kan de Inspectie selectief toezicht houden op basis van risicoprofielen en in afstemming met gemeenten, werd gesuggereerd. Weer anderen zinspeelden op een zwaarder accent op de adviserende rol van de Inspectie, om kleinschalige aanbieders te stimuleren om te blijven werken aan verbetering van de kwaliteit en veiligheid van het aanbod.
Verder vinden de geïnspecteerden dat de Inspectie meer dan nu het geval is oog moet hebben voor de complexe omgeving waarin kleine aanbieders van jeugdhulp opereren en waarin ze niet alleen rekening moeten voldoen aan de “eisen” van de IGJ maar bijvoorbeeld ook met die van zorgorganisaties, gemeenten en kwaliteitskeurmerken. Concreet gaat het hen vooral om het voorkomen of verminderen van conflicterende eisen en dubbel werk. De IGJ kan mogelijk ook een rol spelen bij de afstemming van kwaliteitskeurmerken met de eisen die de IGJ stelt.
Gevolgde werkwijze
Het onderzoek werd begonnen met twee gesprekken met inspecteurs van de IGJ, domein Jeugd. Het doel hiervan was een duidelijk beeld te krijgen van de verwachtingen, aanpak en ervaringen van de IGJ met het toezicht op kleinschalige jeugdhulpaanbieders met verblijf . De Inspectie heeft haar aanpak van toezicht mede ontwikkelde op basis van haar ervaringen met het uitvoeren van toezicht op 49 kleinschalige jeugdhulpaanbieders tussen 2016-2017 (zie hoofdstuk 3).
We hebben tien van deze 49 geïnspecteerde kleinschalige jeugdhulpaanbieders geïnterviewd (at random geselecteerd) over hun ervaringen met het toezicht. Vervolgens is een groepsgesprek gehouden waaraan negen verschillende aanbieders deelnamen. Het doel van het groepsgesprek was zowel het verbreden van de empirische basis van het onderzoek (slechts een van de deelnemers van het groepsgesprek was eerder geïnterviewd) als het toetsen van de eerste conclusies uit de analyse van de interviewgegevens. De inzichten uit de interviews en het groepsgesprek worden gepresenteerd aan de hand van de hierboven genoemde indeling in drie thema’s: (1) ervaringen met het inspectiebezoek, (2) ervaringen met het de beoordeling en (3) reflectie op de rol van inspectie bij toezicht op kleinschalige jeugdhulpaanbieders (hoofdstukken 4, 5 en 6). (aut. ref.)