Coordinator research program Communication in Healthcare; endowed professor 'Communication in healthcare, especially in primary care', Radboud University, the Netherlands
Publicatie
Publication date
Eurocommunication II: a comparative study between countries in Central- and Western Europe on doctor-patient communication in general practice: final report.
Brink-Muinen, A. van den, Dulmen, A.M. van, Bensing, J.M., Maaroos, H.I., Tähepöld, H., Krol, Z.J., Plawecki, L., Oana, S.C., Boros, M., Satterlund-Larsson, U., Bengtsson, B.M. Eurocommunication II: a comparative study between countries in Central- and Western Europe on doctor-patient communication in general practice: final report. Utrecht: NIVEL, 2003. 128 p.
Download the PDF
Een groot onderzoek in tien West- en Centraal-Europese landen laat zien dat de manier waarop de gezondheidszorg wordt georganiseerd minder bepalend is voor de communicatie tussen patiënt en huisarts dan patiëntkenmerken als leeftijd, geslacht, opleiding en het soort gezondheidsklachten (psychosociaal of biomedisch). Ook culturele factoren spelen waarschijnlijk een belangrijke rol. Tegengesteld aan de verwachting is er geen oost-west patroon in de patiënt-huisarts communicatie te ontdekken. Het enige verschil tussen West en Oost-Europa is dat in Oost-Europa de dokter meer aan het woord is (en de patiënt dus minder tijd heeft om zijn verhaal te vertellen). Verder blijkt dat de consultduur in landen waar de huisarts niet als poortwachter fungeert (België, Duitsland, Zwitserland en Zweden) langer is dan in de andere landen. Het onderzoek is gecoördineerd door het NIVEL.
Het is uitgevoerd met behulp van video-observaties van gesprekken tussen 117 huisartsen en 2146 patiënten in Zweden, Estland, Polen en Roemenië. Het bouwt voort op een vergelijkbaar onderzoek in zes West-Europese landen (The Eurocomm study, NIVEL 1999, PDF beschikbaar ). Over de resultaten van beide onderzoeken is gezamenlijk gerapporteerd. In beide onderzoeken werden vragenlijsten voorgelegd aan patiënten en huisartsen, moesten de huisartsen registratieformulieren invullen en werd de verbale en non verbale communicatie tussen huisarts en patiënt met video opgenomen en bestudeerd. De feitelijke uitvoering lag in elk van de deelnemende landen bij een onderzoeksinstelling of universiteit. Het project is gefinancierd door de Europese Commissie.
In Nederland fungeert de huisarts als poortwachter. Hij is over het algemeen vrijgevestigd en wordt deels betaald per verrichting en deels op basis van het aantal ingeschreven patiënten. In Roemenië is dat ook zo. In de andere acht onderzochte landen (Verenigd Koninkrijk, Spanje, België, Duitsland, Zwitserland, Zweden, Estland en Polen) is dat geheel of gedeeltelijk anders georganiseerd. In de onderzochte Centraal-Europese landen is de eerstelijns gezondheidszorg nog in ontwikkeling.
Een verband tussen gezondheidszorgsysteem en arts-patiënt communicatie bleek niet goed aan te tonen. Dit kwam onder andere omdat de drie kenmerken waarop de huisartsen gecategoriseerd werden (poortwachter of niet, vrij gevestigd of in loondienst en het financieringssysteem) lang niet altijd in dezelfde richting wezen. Uit het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de kans op een sociaal praatje (social talk) van de huisarts groter is in landen waar deze als poortwachter fungeert. Het effect hiervan kan echter teniet worden gedaan als dit gebeurt in een land waar de huisartsen vrijgevestigd zijn, omdat dat de kans op dergelijk affectief gedrag juist weer verkleint.
Patiëntkenmerken zijn bepalender voor de patiënt-huisarts communicatie dan huisartskenmerken of de manier waarop de gezondheidszorg georganiseerd is. Culturele factoren spelen wellicht een grotere rol dan voorzien. Deze moeten nader worden onderzocht.
Het is uitgevoerd met behulp van video-observaties van gesprekken tussen 117 huisartsen en 2146 patiënten in Zweden, Estland, Polen en Roemenië. Het bouwt voort op een vergelijkbaar onderzoek in zes West-Europese landen (The Eurocomm study, NIVEL 1999, PDF beschikbaar ). Over de resultaten van beide onderzoeken is gezamenlijk gerapporteerd. In beide onderzoeken werden vragenlijsten voorgelegd aan patiënten en huisartsen, moesten de huisartsen registratieformulieren invullen en werd de verbale en non verbale communicatie tussen huisarts en patiënt met video opgenomen en bestudeerd. De feitelijke uitvoering lag in elk van de deelnemende landen bij een onderzoeksinstelling of universiteit. Het project is gefinancierd door de Europese Commissie.
In Nederland fungeert de huisarts als poortwachter. Hij is over het algemeen vrijgevestigd en wordt deels betaald per verrichting en deels op basis van het aantal ingeschreven patiënten. In Roemenië is dat ook zo. In de andere acht onderzochte landen (Verenigd Koninkrijk, Spanje, België, Duitsland, Zwitserland, Zweden, Estland en Polen) is dat geheel of gedeeltelijk anders georganiseerd. In de onderzochte Centraal-Europese landen is de eerstelijns gezondheidszorg nog in ontwikkeling.
Een verband tussen gezondheidszorgsysteem en arts-patiënt communicatie bleek niet goed aan te tonen. Dit kwam onder andere omdat de drie kenmerken waarop de huisartsen gecategoriseerd werden (poortwachter of niet, vrij gevestigd of in loondienst en het financieringssysteem) lang niet altijd in dezelfde richting wezen. Uit het onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de kans op een sociaal praatje (social talk) van de huisarts groter is in landen waar deze als poortwachter fungeert. Het effect hiervan kan echter teniet worden gedaan als dit gebeurt in een land waar de huisartsen vrijgevestigd zijn, omdat dat de kans op dergelijk affectief gedrag juist weer verkleint.
Patiëntkenmerken zijn bepalender voor de patiënt-huisarts communicatie dan huisartskenmerken of de manier waarop de gezondheidszorg georganiseerd is. Culturele factoren spelen wellicht een grotere rol dan voorzien. Deze moeten nader worden onderzocht.