Senior researcher General Practice Care
Publicatie
Publication date
Evaluatie van kansrijke beweegprogramma’s in Nederland.
Leemrijse, C.J., Ooms, L., Veenhof, C. Evaluatie van kansrijke beweegprogramma’s in Nederland. TSG: Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen: 2011, 89(3), p. 81. Abstract. 9e Nederlands Congres Volksgezondheid 2011: 'Samen Investeren in Gezondheid'. 6-7 april 2011, Amsterdam.
Download the PDF
Doelstelling: Te weinig lichaamsbeweging en toenemend overgewicht vormen grote gezondheidsrisico’s. Om de bevolking tot een actieve leefstijl te bewegen is de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) in het leven geroepen. In het kader hiervan kunnen gemeenten met een ‘bewegingsarme’ bevolking subsidie ontvangen om beweegprogramma’s in te zetten, die zich met name op de ‘minder actieven’ moeten richten. Om gemeenten te ondersteunen in hun keuze voor een geschikt programma, is door het NIVEL in samenwerking met NISB een inventarisatie gemaakt van beschikbare beweegprogramma’s. Daarbij werden verschillende kwaliteitsaspecten van deze programma’s in kaart gebracht. Methodologie: Via verschillende kanalen is gezocht naar beweegprogramma’s. Aan de hand van (inter)nationale literatuur werd een toetsingsinstrument ontwikkeld met daarin criteria ten aanzien van relevantie, praktische uitvoerbaarheid, theoretische en empirische onderbouwing. De beweegprogramma’s werden met dit toetsingsinstrument beoordeeld en in een overzicht voor gemeenten gezet (www.nasb.nl). De beweegprogramma’s zijn daarbij ingedeeld in koplopers, acht ervolgers en peloton. Resultaten: Er zijn 62 relevante beweegprogramma’s gevonden. Opvallend is dat er veel programma’s worden ontwikkeld die onderling sterk overeenkomen. Een empirische onderbouwing ontbreekt bij de meeste, veelal in de praktijk ontwikkelde programma’s. In de categorie koplopers zijn drie programma’s opgenomen waarvoor niet alleen de praktische uitvoerbaarheid hoog scoorde, maar bovendien in gecontroleerd onderzoek positieve effecten op bewegen zijn aangetoond. Bij 29 programma’s uit het peloton is daarentegen geen enkele effectmeting ten aanzien van ‘meer bewegen’ uitgevoerd. Conclusies en aanbevelingen: Binnen Nederland zijn talrijke ontwikkelingen op het gebied van meer bewegen gaande. Er is echter nog veel aandacht nodig voor het onderbouwen van estaandebeweegprogramma’s. De keuze voor goede meetinstrumenten is daarbij een belangrijk aandachtspunt, omdat beweeggedrag in de praktijk lastig betrouwbaar te meten is. In de
toekomst zouden krachten en financiën beter gebundeld kunnen worden en met name de meest kansrijke beweegprogramma’s moeten worden ingezet. (aut. ref.)
toekomst zouden krachten en financiën beter gebundeld kunnen worden en met name de meest kansrijke beweegprogramma’s moeten worden ingezet. (aut. ref.)
Doelstelling: Te weinig lichaamsbeweging en toenemend overgewicht vormen grote gezondheidsrisico’s. Om de bevolking tot een actieve leefstijl te bewegen is de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) in het leven geroepen. In het kader hiervan kunnen gemeenten met een ‘bewegingsarme’ bevolking subsidie ontvangen om beweegprogramma’s in te zetten, die zich met name op de ‘minder actieven’ moeten richten. Om gemeenten te ondersteunen in hun keuze voor een geschikt programma, is door het NIVEL in samenwerking met NISB een inventarisatie gemaakt van beschikbare beweegprogramma’s. Daarbij werden verschillende kwaliteitsaspecten van deze programma’s in kaart gebracht. Methodologie: Via verschillende kanalen is gezocht naar beweegprogramma’s. Aan de hand van (inter)nationale literatuur werd een toetsingsinstrument ontwikkeld met daarin criteria ten aanzien van relevantie, praktische uitvoerbaarheid, theoretische en empirische onderbouwing. De beweegprogramma’s werden met dit toetsingsinstrument beoordeeld en in een overzicht voor gemeenten gezet (www.nasb.nl). De beweegprogramma’s zijn daarbij ingedeeld in koplopers, acht ervolgers en peloton. Resultaten: Er zijn 62 relevante beweegprogramma’s gevonden. Opvallend is dat er veel programma’s worden ontwikkeld die onderling sterk overeenkomen. Een empirische onderbouwing ontbreekt bij de meeste, veelal in de praktijk ontwikkelde programma’s. In de categorie koplopers zijn drie programma’s opgenomen waarvoor niet alleen de praktische uitvoerbaarheid hoog scoorde, maar bovendien in gecontroleerd onderzoek positieve effecten op bewegen zijn aangetoond. Bij 29 programma’s uit het peloton is daarentegen geen enkele effectmeting ten aanzien van ‘meer bewegen’ uitgevoerd. Conclusies en aanbevelingen: Binnen Nederland zijn talrijke ontwikkelingen op het gebied van meer bewegen gaande. Er is echter nog veel aandacht nodig voor het onderbouwen van estaandebeweegprogramma’s. De keuze voor goede meetinstrumenten is daarbij een belangrijk aandachtspunt, omdat beweeggedrag in de praktijk lastig betrouwbaar te meten is. In de
toekomst zouden krachten en financiën beter gebundeld kunnen worden en met name de meest kansrijke beweegprogramma’s moeten worden ingezet. (aut. ref.)
toekomst zouden krachten en financiën beter gebundeld kunnen worden en met name de meest kansrijke beweegprogramma’s moeten worden ingezet. (aut. ref.)