Nieuws
Minder huisartsbezoek na kanker bij actieve steun partner
In de jaren na de diagnose bespreken veel patiënten met kanker gezondheidsproblemen met hun huisarts. Wanneer partners patiënten stimuleren om met hen over hun ziekte te praten, is dit minder vaak nodig. Huisartsen moeten dus aandacht hebben voor de manier waarop partners patiënten met kanker kunnen steunen, schrijven onderzoekers van het NIVEL in Psychooncology.
Kanker en de behandeling ervoor hebben vaak grote invloed op patiënten. In de jaren na diagnose ervaren veel van hen lichamelijke en psychische problemen. Partners van patiënten zijn vaak een grote steun in deze periode. Daarnaast zoeken patiënten ook steun bij zorgverleners, zoals hun huisarts. Of patiënten met kanker hun problemen met hun huisarts bespreken hangt af van de aard van die problemen en hun persoonlijke kenmerken, maar ook van de steun die ze van hun partner krijgen.
Onderzoekers van het NIVEL vonden dat patiënten met kanker hun huisarts minder vaak bezoeken wanneer zij zich actief gesteund voelen door hun partner. Dat houdt in dat zij zich door hun partner gestimuleerd voelen om over de ziekte te praten en zich gesterkt voelen om hun problemen samen op te lossen. Wanneer partners weinig actief steunen bezoekt 71% van de patiënten hun huisarts voor lichamelijke problemen, wanneer partners veel actief steunen is dit 47%. NIVEL-onderzoeker Mieke Rijken: “Huisartsen zouden partners kunnen adviseren op welke manier zij patiënten met kanker het beste kunnen steunen. Daarnaast kunnen zij patiënten en partners ook informeren over steungroepen in de regio of op internet.”
Voor dit onderzoek zijn vragenlijsten ingevuld door 219 patiënten met kanker en hun partners. Patiënten gaven aan hoe vaak zij hun huisarts in het afgelopen jaar hadden bezocht en voor welke problemen. Ook gaven zij aan op welke manier hun partner hen steunde. Patiënten namen ten tijde van de enquête deel aan het Panel Leven met Kanker van het NIVEL, waarvoor subsidie werd verleend door KWF Kankerbestrijding. Specifiek voor dit onderzoek werd subsidie verleend vanuit KWF/Alpe d’Huzes.