Publicatie

Publicatie datum

ARI-EL: case-controleonderzoek naar acute respiratoire infecties in de Eerste Lijn.

Bartelds, A., Gageldonk-Lafeber, R. van, Heijnen, M.L., Peeters, M., Plas, S. van der, Wilbrink, B. ARI-EL: case-controleonderzoek naar acute respiratoire infecties in de Eerste Lijn. Huisarts en Wetenschap: 2006, 49(5), 244-247
Lees online
Achtergrond: Acute luchtweginfecties veroorzaken een aanzienlijke ziektelast in de bevolking. Weinig is bekend over de aanwezigheid van luchtwegpathogenen bij personen zonder klachten en symptomen. We vermoeden dat personen zonder verschijnselen van een acute luchtweginfectie aan een subklinische infectie kunnen lijden en dus een bron van besmetting zijn. Methode: Van week 40 in 2000 tot en met week 39 in 2003 meldden de artsen van de CMR Peilstations Nederland patiënten die hen met een acute respiratoire infectie (ARI) consulteerden. Een selectie van deze patiënten (cases) en evenveel asymptomatische personen die de huisarts om een andere reden bezochten (controlepatiënten), werden opgenomen in het onderzoek. Neus- en keelwatten van de deelnemers werden getest op een uitgebreid panel van pathogenen, zowel virussen als bacteriën. Resultaten: De incidentie van ARI, inclusief influenza-achtige aandoeningen, in de huisartsenpraktijk was 545 per 10.000 persoonjaren. Vertaald naar de Nederlandse bevolking consulteren naar schatting 900.000 personen jaarlijks hun huisarts voor klachten over luchtweginfecties. Het rhinovirus kwam het meeste voor bij patiënten (bij 24% van de cases) gevolgd door influenzavirus type A (11%) en het coronavirus (7%) Bij 58% van de cases werden virussen vastgesteld: bèta-hemolytische streptokokken groep A bij 11% en bij 3% van de cases ging het om gemengde infecties. Bij ruim 30% van de controlepatiënten, vooral in de jongere leeftijdsgroepen, werden pathogenen gevonden. Conclusie: Ons onderzoek bevestigt dat bij de meeste patiënten met een ARI een virus wordt gevonden. Dit ondersteunt een terughoudend voorschrijfbeleid van antibiotica. In zowel cases als controlepatiënten is het rhinovirus de meest voorkomende pathogeen. Bij bacteriële infecties wordt alleen de groep-A-bèta-hemolytische streptokok vaker gevonden bij cases dan bij controlepatiënten. Personen zonder klachten en symptomen blijken een
onderschatte potentiële bron van overdracht te zijn. (aut.ref.)