Publicatie

Publicatie datum

Brancherapport curatieve somatische zorg 1999: ontwikkelingen, kengetallen,

Welling, B.J.M., Delnoij, D., Hutten, J.B.F., Kwartel, A.J.J. van der, Smit, R.L.C. Brancherapport curatieve somatische zorg 1999: ontwikkelingen, kengetallen, Utrecht: NIVEL, NZI, 1999. 272 p.
Download de PDF
In het 1999 verscheen het vierde Brancherapport Curatieve Somatische Zorg. Evenals het vorige werd dit rapport samen met het NZi opgesteld. In het rapport worden de ontwikkelingen in de periode 1995-1998 in de deelsectoren huisartsen, tandartsen, specialisten, ziekenhuizen, ziekenvervoer, verloskunde, thuiszorg en paramedische zorg beschreven aan de hand van kengetallen over gebruik, kosten, productie en middelen. Op de wachtlijstproblematiek en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt wordt dieper ingegaan. Daarnaast komen enkele geselecteerde thema's uitgebreider aan de orde, namelijk verloskundige zorgverlening, klinische genetica, zorgketens, en monitoring van Meerjaren- afspraken.
De brancherapporten hebben tot doel gegevens te presenteren waarmee het Ministerie van VWS kan nagaan in hoeverre het voorgenomen beleid wordt gerealiseerd. Daarnaast worden in het rapport lacunes in de informatievoorziening gesignaleerd, en voorstellen geformuleerd voor het opvullen daarvan.

Gelijkmatig gebruik van de gezondheidszorg bij stijgende kosten
In de drie kernelementen van de curatieve somatische zorg (huisartsen, medisch specialisten en ziekenhuizen) is het aantal patiënten dat hiervan gebruik maakt in de periode 1995-1998 constant of enigszins dalend.
Het gebruik van huisartsenzorg is in de periode 1995-1998 tamelijk constant. Dat wil zeggen dat ruim 75% van de bevolking jaarlijks contact heeft met de huisarts. Het aantal contacten per patiënt is enigszins gestegen. Het aantal zelfstandig gevestigde huisartsen steeg jaarlijks gemiddeld 1,3%. De totale kosten voor huisartsgeneeskundige zorg stegen jaarlijks gemiddeld 4,3%.
Bij specialisten nam het aantal personen dat contact met hen heeft in de periode 1995-1997 jaarlijks met 1,9% af; de productie nam evenwel jaarlijks toe met 2,7%. Dit betreft met name een toename van eerste polikliniekbezoeken. Het aantal specialistenplaatsen in ziekenhuizen (gerekend in fte's) steeg jaarlijks gemiddeld met 1,6%. De totale kosten voor medisch-specialistische zorg steeg jaarlijks met gemiddeld 4,9%.
In de ziekenhuiszorg is een ontwikkeling gaande van klinische naar poliklinische zorg. Het aantal patiënten dat in de periode 1995-1997 werd opgenomen in ziekenhuizen daalde jaarlijks met gemiddeld 5,5%. Het aantal opnamen daalde per jaar gemiddeld 0,9% en het aantal verpleegdagen gemiddeld 2,4%. Het gemiddelde aantal erkende bedden nam 0,6% per jaar af. Tegelijk groeide het aantal patiëntgebonden functies (in fte's) jaarlijks met gemiddeld 1,6%. De totale ziekenhuiskosten namen jaarlijks gemiddeld met 4,4% toe. Uit de kengetallen kunnen algemene ontwikkelingen worden afgeleid, zoals substitutie van klinische naar ambulante zorg of stijging van kosten voor zorg. Voor het signaleren van meer specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de toegenomen werkdruk, zijn de cijfers echter te algemeen. De gegevens suggereren het tegenovergestelde: meer personeel, minder opnamen en verpleegdagen. Het is evenwel ook mogelijk dat de verschuiving van klinische naar poliklinische zorg een grotere werklast voor het personeel betekent. Immers alleen ernstige zieke patiënten worden nog klinisch opgenomen en kan tevens de toename van poliklinische productie betekenen dat mensen in korte tijd intensief door het personeel behandeld moeten worden. De gegevens uit de huidige kengetallen maken dit echter niet zichtbaar.

Twee andere belangrijke ontwikkelingen komen in de kengetallen niet tot uiting, namelijk de integratie van ziekenhuis en specialist en de integratie van eerste- en tweedelijnszorg in zorgketens. In het tweede deel van het brancherapport 1997-1999 wordt op de laatste ontwikkelingen nader ingegaan.

Wachtlijsten en wachttijden
Het totaal aantal mensen dat wacht op klinische opname is in de periode gedaald, ook het aantal mensen dat langer dan een maand moet wachten. Deze daling is grotendeels het gevolg van het korter worden van de wachtlijsten voor oogheelkunde. De wachttijd voor een dagopname is daarentegen sinds 1997 gestegen: 45% van de wachtenden wacht meer dan één maand. De langste wachttijden, zowel voor klinische opname als voor dagopname, vindt men bij plastische chirurgie, oogheelkunde, orthopedie en chirurgie.

Dreigend personeelstekort
In de Meerjarenafspraken Zorgsector is afgesproken dat er meer geld beschikbaar komt voor het inzetten van meer, met name verpleegkundig, personeel. Dit zou een verlichting van de werklast betekenen. Dit streven wordt echter doorkruist door de ontwikkelingen in de arbeidsmarkt. Parallel aan de algemene krapte op de arbeidsmarkt dreigt in de gezondheidszorg een ernstig tekort aan arbeidskrachten te ontstaan. Met name wordt er een toenemend tekort aan verplegenden en verzorgenden verwacht. Het aantal vacatures in de verplegende en verzorgende beroepen is in de periode 1994-1998 progressief gestegen van 2100 tot 5400. Van deze vacatures is het percentage dat als moeilijk vervulbaar geldt, gestegen van 14,3% tot 40,7%. Bij ongewijzigd beleid zal het tekort aan verplegenden en verzorgenden in 2007 gemiddeld 19% bedragen, lopend van 12,8% bij de ziekenhuizen tot 23,8% bij de verzorgingshuizen. Dit tekort kan aanmerkelijk minder worden (6,3%) wanneer er specifieke maatregelen worden genomen voor de thuiszorg en de gehandicaptenzorg, de instroom in de opleidingen met 20% toeneemt, het studierendement 5% hoger wordt, het aantal herintreders 50% hoger is dan nu wordt geraamd (dat wil zeggen dat één op de drie ‘uittreders' naar verloop van tijd ‘herintreder' wordt), het verloop 20% lager wordt en het gemiddelde aantal uren dat men werkt, stijgt. Volgens andere scenario's kan het tekort aan verpleegkundig en verzorgend personeel zelfs oplopen tot 54 000 in 2007. In de gezondheidszorg komen hier nog twee complicerende factoren bij: het vaak lange opleidingstraject, waardoor tekorten niet op korte termijn kunnen worden aangevuld , en de noodzaak om in bepaalde beroepsgroepen specifieke onderdelen van de dienstverlening te beëindigen of te verminderen. Het komt nu al voor dat operatiekamers of afdelingen voor intensieve zorg moeten sluiten wegens gebrek aan personeel.
Om het feitelijke en verwachte personeelstekort in de zorgsector tegen te gaan worden er verschillende initiatieven genomen. Zo probeert men schoolverlaters te interesseren voor het werk in de gezondheidszorg. Naast deze langetermijnstrategie zoekt men mogelijkheden om het personeelsbeleid te verbeteren (middellange- termijnstrategie). Voor een verbetering op de korte termijn bestaat er een hele reeks concrete projecten. Voorbeelden: ziekenhuizen die onderling personeel uitwisselen om de operatiecapaciteit op peil te houden, personeel werven in het buitenland, gezamenlijke wervingscampagnes van zorginstellingen.