Publicatie

Publicatie datum

Het voorschrijven van geneesmiddelen op stofnaam door huisartsen: effecten van het implementatieprogramma 'voorschrijven op stofnaam'.

Grielen, S.J., Schuller-Punt, R., Bakker, D.H. de. Het voorschrijven van geneesmiddelen op stofnaam door huisartsen: effecten van het implementatieprogramma 'voorschrijven op stofnaam'. Utrecht: NIVEL, 1999. 22 p.
Download de PDF
In 1995 hebben de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), de ziektekosten-verzekeraars en de overheid afgesproken om een programma op te zetten om huisartsen te stimuleren geneesmiddelen op stofnaam voor te schrijven. Het belangrijkste voordeel hiervan is – zo veronderstelde men – dat men tot een aanzienlijke kostenbesparing kan komen wanneer de apotheker steeds de goedkoopste mogelijkheid voor een voorgeschreven geneesmiddel levert. Hiervoor werd voor de apothekers de zogeheten Stimulansregeling ingevoerd.
In januari 1996 startte de LHV met dit programma. Hiervoor werd een lijst opgesteld waarin de generieke namen (stofnamen) van aanbevolen geneesmiddelen en specialités (geneesmiddelen die nog beschermd worden door een octrooi) kunnen worden opgezocht. Verder werd er door consulenten voorlichting aan de artsen gegeven en werd er voorlichtingsmateriaal voor het publiek ontwikkeld. Een belangrijk hulpmiddel voor de huisartsen is de ‘VOS-module', een computerprogramma waarmee snel en eenvoudig de namen van merkgeneesmiddelen omgezet kunnen worden in stofnamen. Deze VOS-module is onderdeel van alle huisartseninformatiesystemen (HIS).

Uit een in opdracht van de LHV uitgevoerd onderzoek blijkt dat het stimulerings- programma tot nu toe duidelijk vruchten afwerpt. Uitgangsjaar voor het onderzoek is 1995. Ten opzichte van dat jaar was in 1997 het gemiddelde percentage voorschriften op stofnaam al gestegen van 30% naar 41%. In 1998 was dit 51%. In 1995 schreef de huisarts die het meest op stofnaam voorschreef 63% van zijn recepten op stofnaam, in 1997 was dit 83% en in 1998 97%. En de score voor de huisarts die het minst vaak op stofnaam voorschreef steeg in deze periode eerst van 7% naar 22%, om dan te dalen naar 14%.
Deze stijging van 30% naar ruim 51% is bepaald goed te noemen. Wanneer we deze stijging vergelijken met Groot-Brittannië, waar door een soortgelijke actie het aantal voorschriften op stofnaam steeg van 21% in 1982 via 43% in 1992 tot 63% in 1997, steekt het Nederlandse resultaat gunstig af: 20% stijging in 3 jaar versus 40% in 15 jaar, zeker gezien het feit, dat huisartsen in Groot-Brittannië de besparingen door voorschrijven op stofnaam in hun praktijk mogen investeren, hetgeen in Nederland niet het geval is.

Verdere verbetering mogelijk
Dit resultaat kan echter nog beter worden. De onderzoekers leiden dit af de voortgaande groei, die elk jaar even hoog was, en uit de variatie tussen huisartsen en tussen middelen.
Diverse maatregelen gericht op doelmatig voorschrijf- en aflevergedrag kunnen die verbetering stimuleren. Zo zou men de ondersteuning van de lokale FTO-groepen verder kunnen uitbouwen en de VOS-modules in sommige HIS-sen kunnen verbeteren en verfijnen. Verder blijft een goede en gelijkluidende voorlichting aan huisartsen en apothekers van belang, vooral daar patiënten soms moeilijk overtuigd kunnen worden dat een generiek geneesmiddel gelijkwaardig is aan een merkgeneesmiddel.

Nu het stimuleringsprogramma binnenkort wordt afgesloten ontstaat het risico dat het effect ‘verwatert'. Het is dan ook belangrijk dat men aandacht blijft besteden aan het voorschrijven op stofnaam. Een goed voorbeeld is de introductie van het elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), waarbij de NHG-standaarden in de VOS-module worden ingebouwd. Het Farmacotherapeutisch Transmuraal Overleg (FTTO) is een ander voorbeeld. Tenslotte is een belangrijke factor dat er een daadwerkelijke mentaliteitsverandering bij artsen plaatsvindt. Men mag verwachten nu dat als nieuwe geneesmiddelen generiek beschikbaar komen deze ook op stofnaam voorgeschreven zullen worden.

Rendement
De bedoeling was dat de kosten van geneesmiddelen zouden dalen. Bij de aanvang van het programma was de maximaal haalbare besparing (bij 100% voorschrijven op stofnaam) 50 miljoen gulden (prijzen 1996). In de periode 1995-1998 is hiervan ruim een kwart gerealiseerd: ƒ14 miljoen. Inmiddels is regelgeving rond geneesmiddelenprijzen veranderd (Prijzenwet).
De kosten van het stimuleringsprogramma bedroegen ƒ 3,2 miljoen (1998). Zij wegen dus ruimschoots op tegen de baten. Gemiddeld is de besparing 8 miljoen gulden op jaarbasis geweest. Er zijn nog meer besparingen mogelijk. Wanneer bijvoorbeeld de anticonceptiepil op stofnaam voorgeschreven zou worden, is op deze post een besparing van 6% haalbaar. En door het verlopen van patenten komen er steeds meer geneesmiddelen generiek beschikbaar.