Publicatie

Publicatie datum

Indicatietrajecten van jeugdigen: soorten, overlap en afstemming.

Veer, A.J.E. de, Francke, A.L., Wegman, A., Friele, R.D. Indicatietrajecten van jeugdigen: soorten, overlap en afstemming. Utrecht: NIVEL, 2005. 80 p.
Download de PDF
Veel jeugdigen met een beperking moeten bij meerdere instanties een indicatietraject doorlopen om de benodigde voorzieningen te krijgen. Het is wenselijk dat er op dit gebeid meer samenwerking komt tussen Bureau Jeugdzorg, CIZ (Centrum indicatiestelling zorg) en CvI (Commissies van Indicatiestelling).
Dit blijkt uit onderzoek van het onderzoeksinstituut NIVEL (Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg). Dit onderzoek is door het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) geïnitieerd in het kader van de zogenaamde Operatie Jong (2004).
Om een passend hulpaanbod te ontvangen moeten jeugdigen en hun gezinnen vaak verschillende indicatietrajecten doorlopen. Eén van de knelpunten die de Operatie Jong moet aanpakken betreft de versnippering van voorzieningen en de daarbij horende versnippering van indicatietrajecten voor jeugdigen. Om een passend hulpaanbod te ontvangen moeten jeugdigen en hun gezinnen vaak verschillende indicatietrajecten doorlopen. Dit rapport geeft inzicht in de aantallen jeugdigen die een indicatie vragen of krijgen voor voorzieningen binnen de sectoren Zorg, Arbeid of Onderwijs. Daarenboven geeft dit onderzoek informatie in hoeverre er groepen jeugdigen zijn die geconfronteerd worden met meerdere indicatietrajecten en de ideeën die er in het veld bestaan om te komen tot een betere afstemming van deze trajecten. Dergelijke indicatietrajecten kunnen op hetzelfde moment of na elkaar doorlopen worden.

Op basis van de resultaten heeft het NIVEL de volgende aangrijpingspunten voor beleid geformuleerd:
· In bestaande registraties van indicatie-aanvragen zou standaardinformatie kunnen worden opgenomen over andere relevante indicatietrajecten die de aanvrager heeft doorlopen. Hierdoor kan voorkomen worden dat dubbele indicaties worden afgegeven en cliënten tussen wal en schip vallen. Informatie over welke indicaties cliënten aanvragen biedt daarnaast stuurinformatie voor beleid.
· Een belangrijke groep met meervoudige indicatietrajecten wordt gevormd door jeugdigen die zowel bij het CIZ en/of Bureau Jeugdzorg met een zorgvraag komen en ook hulp vanuit het speciaal onderwijs nodig hebben (met name REC-3 en REC-4). Ten eerste behoeft deze groep aandacht omdat het aantal jeugdigen dat meerdere indicatietrajecten doorloopt relatief groot lijkt. Ten tweede omdat het gaat om jeugdigen met vaak ernstige problemen (verstandelijke beperking en psychiatrische problemen, vaak gecombineerd met gedragsproblemen). Dit onderzoek laat zien dat er in het veld draagvlak is voor samenwerking.
· Meer eenduidigheid in de indicatiedomeinen van de verschillende instanties lijkt wenselijk, alsmede eenduidigheid in de gebruikte taal en duidingen van testgegevens. Hiermee worden elders verzamelde gegevens over een cliënt beter bruikbaar voor de indicatiecommissie.
· Mogelijkheden voor afstemming liggen in meer afspraken hierover op regionaal niveau. In veel regio's is hier al overleg over. Op de langere termijn zou ook gekeken kunnen worden naar mogelijkheden om informatie elektronisch uit te wisselen.
· Een vollediger beeld van de behoeften aan zorg en voorzieningen van jeugdigen met een beperking (en hun verzorgers), de indicatietrajecten die zij daarvoor (moeten) doorlopen, en de belasting die zij daarbij ervaren kan verkregen worden door de jeugdigen (of hun verzorgers) zélf hiernaar te vragen. Een voorbeeld van een dergelijke registratie van de zorgbehoefte bij een andere groep cliënten is het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (NPCG), waar deelnemers regelmatig bevraagd worden over hun zorgbehoefte.

Het onderzoek is verricht door middel van desk research en interviews onder indicatiestellers.