Publicatie

Publicatie datum

Jaarrapport LINH 1996: contactfrequenties en verrichtingen in het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH).

Bakker, D. de, Abrahamse, H., Hoogen, H. van den, Jonge, J.W. de, Overbeeke, H. van, Rutten, R. Jaarrapport LINH 1996: contactfrequenties en verrichtingen in het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). Utrecht: NIVEL, Landelijke Huisartsen Vereniging, Nederlands Huisartsen Genootschap, Werkgroep Onderzoek Kwaliteit, 1997. 53 p.
Download de PDF
Sinds begin 1996 is het Landelijk Informatienetwerk Huisartsenzorg (LINH) in zijn operationele fase. Gegevens over verwijzingen naar specialisten, het voorschrijven van geneesmiddelen en het aantal contacten met ziekenfonds- en particulier verzekerde patiënten worden in de ge-automatiseerde praktijken verzameld en centraal verwerkt.
In het jaarboek 1996 wordt een vergelijking gemaakt met gegevens die een kleine decade daarvoor zijn verzameld in de (1e) Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk.
Vergeleken met 1987/88 is het aantal contacten in de huisartspraktijk ongeveer 15% gestegen (vooral met (oudere) ziekenfondsverzekerden (30%); een Van Otterloo effect wellicht, de contacten met oudere particuliere patiënten namen af).
Bij de redenen voor contact blijkt de pilcontrole sinds 1987/88 te zijn verdwenen uit de top tien van contact-redenen. Gewijzigde opvattingen over het nut van halfjaarlijkse controle zijn hier debet aan. Hoge bloeddruk en infecties van de bovenste luchtwegen stonden in 1987/88 op nummer een en twee en dat geldt tien jaar later nog steeds.
Het aantal voorgeschreven geneesmiddelen steeg eveneens (van 3,7 per patiënt per jaar tot 4,8). Dit komt waarschijnlijk door de hoeveelheid per recept voorgeschre ven geneesmiddelen te reduceren. Vooral het aantal pijnstillers en ontstekingsremmers steeg terwijl het voorschrijven van antibiotica daalde. Middelen tegen infecties van bovenste luchtwegen (hoestdranken bijvoorbeeld) daalden in aantal. Het niet meer vergoeden van deze middelen laat zich duidelijk traceren.
Bij verwijzingen naar de specialist is van een lichte daling sprake (vergeleken met 1994 toen verwijsgegevens voor het eerst werden geregistreerd), vooral in de zogenaamde vervolgverwijskaarten (meer dan 50% minder). Daarentegen nam het aantal 'jaarkaarten' toe (met 7%); kennelijk zien huisartsen het nut niet meer zo in van het uitschrijven van een vervolgverwijskaart. Een lichte daling is zichtbaar bij verwijzingen voor oog problemen en hart-vaatziekten. Het aantal verwijzingen waarbij de specialist de behandeling overneemt bedraagt nog steeds tussen de 55 en 60%.
Verwijzingen binnen de eerste lijn (vooral naar fysiotherapie) zijn vergeleken met 1987/88 afgenomen; de invloed van 'beperkende maatregelen' zal hier niet vreemd aan zijn.
Gegevensverzameling