Statistisch adviseur
Publicatie
Publicatie datum
Langer doorwerken, voor iedereen? Ontwikkelingen in de arbeidssituatie van 45- tot 75-jarigen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking, monitor 2005-2017.
Putter, I. de, Kappen, H., Oldenkamp, M., Spreeuwenberg, P., Aussems, C., Boeije, H. Langer doorwerken, voor iedereen? Ontwikkelingen in de arbeidssituatie van 45- tot 75-jarigen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking, monitor 2005-2017. Utrecht: Nivel, 2019. 45 p.
Download de PDF
Oudere werknemers worden gestimuleerd om langer door te werken. Bijvoorbeeld door het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd en het financieel minder aantrekkelijk maken van vervroegde uittreedregelingen. Met het ouder worden neemt de kans op een chronische ziekte of beperking ook toe. Het is bekend dat mensen met een chronische ziekte of beperking meer moeite hebben om aan het werk te blijven en meer kans hebben om uit te vallen voor hun AOW-gerechtigde leeftijd. Dit wetende, is het van belang om de arbeidssituatie van mensen met een chronische ziekte of beperking te monitoren en waar mogelijk te vergelijken met de algemene bevolking.
Geen verandering in de netto arbeidsparticipatiegraad, wel toename arbeidsduur
Deze werkmonitor laat zien dat de arbeidsparticipatie van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking niet significant is veranderd. In 2017 had 12% van de 45- tot 75-jarige mensen met een chronische ziekte of beperking een betaalde baan ten opzichte van 14% in 2005. Dit in tegenstelling tot de algemene bevolking, waar de arbeidsparticipatie onder dezelfde leeftijdsgroep steeg van 50% naar 57%. De arbeidsparticipatie van mensen met een chronische ziekte of beperking verschilt sterk naar leeftijd. Van de 45- tot 55-jarigen heeft 35% betaald werk ten opzichte van 20% onder de 55- tot 65-jarigen en 4% onder de 65- tot 75-jarigen.
Werkenden met een chronische ziekte of beperking zijn gemiddeld meer uren gaan maken. Werkten zij in 2005 gemiddeld nog 16,4 uur per week, in 2017 is dit gestegen naar gemiddeld 22,5 uur per week. De toename in arbeidsduur is significant onder bijna alle subgroepen, zoals werknemers tussen de 45 en 65 jaar, werknemers mensen met een chronische ziekte, werknemers met een lichamelijke beperking en vrouwen. De stijging in de arbeidsduur van vrouwen met een chronische ziekte of beperking is conform die van de vrouwen in de algemene bevolking. Er is geen toename in de arbeidsduur onder werknemers tussen de 65 en 75 jaar en mannen met een chronische ziekte of bepering. In 2017 is er nog wel een verschil in arbeidsduur tussen mannen en vrouwen met een chronische ziekte of beperking, al neemt het verschil over de jaren wel af.
Geen veranderingen in ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
Het ziekteverzuim onder 45-tot 75-jarige werkenden met een chronische ziekte of beperking is niet veranderd in de periode 2005-2017. De helft van deze groep heeft zich in 2017 weleens ziek gemeld. Ze verzuimden in 2017 gemiddeld 38 dagen. De verzuimduur ligt daarmee een stuk hoger dan in de algemene bevolking, waar in dezelfde leeftijdsgroep het verzuim op gemiddeld vier tot twaalf dagen lag. Ook het percentage dat aangeeft arbeidsongeschikt te zijn of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt is in de periode 2005-2017 niet toe- of afgenomen. Dit in tegenstelling tot de algemene bevolking waar in deze periode het percentage mensen dat arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt is afgenomen.
Percentage dat vroegtijdig de arbeidsmarkt verlaat is afgenomen
In de periode 2006-2017 is het aandeel mensen met een chronische ziekte of beperking dat de arbeidsmarkt verlaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd afgenomen. Hierbij heeft beleid waarschijnlijk een rol gespeeld, zoals het financieel minder aantrekkelijk maken van de VUT- en prepensioenregelingen. In de periode 2006-2017 is het percentage werknemers dat de arbeidsmarkt vroegtijdig verlaat via een werkloosheidsvoorziening licht gestegen. Het kan zijn dat de veranderingen met betrekking tot de VUT- en prepensioenregelingen heeft geleid tot afwenteling naar de werkloosheidsvoorziening. Het is belangrijk om deze ontwikkeling te volgen, aangezien dit kan duiden op een verslechtering van de positie van oudere werknemers met een chronische ziekte of beperking.
Conclusie
Parallel aan het beleid om ouderen langer te laten doorwerken, zijn 45- tot 75-jarige werkenden met een chronische ziekte of beperking de afgelopen jaren meer uren gaan werken en is het percentage dat de arbeidsmarkt verlaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd afgenomen. Er zijn echter ook een aantal aandachtspunten. Allereerst is de netto arbeidsparticipatie onder 45- tot 75-jarigen met een chronische ziekte of beperking niet veranderd. Hetzelfde geldt voor het percentage mensen dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. In de algemene bevolking zien we juist dat de arbeidsparticipatie onder dezelfde leeftijdsgroep toeneemt en het gebruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen afneemt. De verschillen met de algemene bevolking worden met andere woorden dus groter.
De resultaten van deze monitor bieden een aantal aanknopingspunten voor beleid en onderzoek. Gezien de groeiende groep oudere werknemers met een chronische ziekte of beperking is het van belang om het potentieel onder deze groep te onderzoeken. En wat hen helpt bij het vinden en behouden van betaald werk. Een groot deel van de mensen met een chronische ziekte of beperking komt niet in aanmerking voor de banenafspraak1, wat hun kans op het vinden van betaald werk kan beperken. Wel kunnen werkgevers gebruikmaken van verschillende regelingen die de (ervaren) risico’s beperken om mensen met een chronische ziekte of beperking in dienst te nemen. Daarnaast zijn er ook verschillende regelingen om werkbehoud van werkenden met een chronische ziekte of beperking te stimuleren. De indruk bestaat dat werkgevers weinig gebruikmaken van deze regelingen. Onbekendheid met deze regelingen en de administratieve last ervan kunnen hieraan ten grondslag liggen.
In de werkmonitor wordt sinds 2005 gemeten wat de arbeidssituatie is van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking. Dit meten we met longitudinaal vragenlijstonderzoek. Deze vragenlijsten worden afgenomen bij een landelijk representatief panel van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking. (aut. ref.)
Geen verandering in de netto arbeidsparticipatiegraad, wel toename arbeidsduur
Deze werkmonitor laat zien dat de arbeidsparticipatie van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking niet significant is veranderd. In 2017 had 12% van de 45- tot 75-jarige mensen met een chronische ziekte of beperking een betaalde baan ten opzichte van 14% in 2005. Dit in tegenstelling tot de algemene bevolking, waar de arbeidsparticipatie onder dezelfde leeftijdsgroep steeg van 50% naar 57%. De arbeidsparticipatie van mensen met een chronische ziekte of beperking verschilt sterk naar leeftijd. Van de 45- tot 55-jarigen heeft 35% betaald werk ten opzichte van 20% onder de 55- tot 65-jarigen en 4% onder de 65- tot 75-jarigen.
Werkenden met een chronische ziekte of beperking zijn gemiddeld meer uren gaan maken. Werkten zij in 2005 gemiddeld nog 16,4 uur per week, in 2017 is dit gestegen naar gemiddeld 22,5 uur per week. De toename in arbeidsduur is significant onder bijna alle subgroepen, zoals werknemers tussen de 45 en 65 jaar, werknemers mensen met een chronische ziekte, werknemers met een lichamelijke beperking en vrouwen. De stijging in de arbeidsduur van vrouwen met een chronische ziekte of beperking is conform die van de vrouwen in de algemene bevolking. Er is geen toename in de arbeidsduur onder werknemers tussen de 65 en 75 jaar en mannen met een chronische ziekte of bepering. In 2017 is er nog wel een verschil in arbeidsduur tussen mannen en vrouwen met een chronische ziekte of beperking, al neemt het verschil over de jaren wel af.
Geen veranderingen in ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
Het ziekteverzuim onder 45-tot 75-jarige werkenden met een chronische ziekte of beperking is niet veranderd in de periode 2005-2017. De helft van deze groep heeft zich in 2017 weleens ziek gemeld. Ze verzuimden in 2017 gemiddeld 38 dagen. De verzuimduur ligt daarmee een stuk hoger dan in de algemene bevolking, waar in dezelfde leeftijdsgroep het verzuim op gemiddeld vier tot twaalf dagen lag. Ook het percentage dat aangeeft arbeidsongeschikt te zijn of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt is in de periode 2005-2017 niet toe- of afgenomen. Dit in tegenstelling tot de algemene bevolking waar in deze periode het percentage mensen dat arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt is afgenomen.
Percentage dat vroegtijdig de arbeidsmarkt verlaat is afgenomen
In de periode 2006-2017 is het aandeel mensen met een chronische ziekte of beperking dat de arbeidsmarkt verlaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd afgenomen. Hierbij heeft beleid waarschijnlijk een rol gespeeld, zoals het financieel minder aantrekkelijk maken van de VUT- en prepensioenregelingen. In de periode 2006-2017 is het percentage werknemers dat de arbeidsmarkt vroegtijdig verlaat via een werkloosheidsvoorziening licht gestegen. Het kan zijn dat de veranderingen met betrekking tot de VUT- en prepensioenregelingen heeft geleid tot afwenteling naar de werkloosheidsvoorziening. Het is belangrijk om deze ontwikkeling te volgen, aangezien dit kan duiden op een verslechtering van de positie van oudere werknemers met een chronische ziekte of beperking.
Conclusie
Parallel aan het beleid om ouderen langer te laten doorwerken, zijn 45- tot 75-jarige werkenden met een chronische ziekte of beperking de afgelopen jaren meer uren gaan werken en is het percentage dat de arbeidsmarkt verlaat voor de AOW-gerechtigde leeftijd afgenomen. Er zijn echter ook een aantal aandachtspunten. Allereerst is de netto arbeidsparticipatie onder 45- tot 75-jarigen met een chronische ziekte of beperking niet veranderd. Hetzelfde geldt voor het percentage mensen dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. In de algemene bevolking zien we juist dat de arbeidsparticipatie onder dezelfde leeftijdsgroep toeneemt en het gebruik van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen afneemt. De verschillen met de algemene bevolking worden met andere woorden dus groter.
De resultaten van deze monitor bieden een aantal aanknopingspunten voor beleid en onderzoek. Gezien de groeiende groep oudere werknemers met een chronische ziekte of beperking is het van belang om het potentieel onder deze groep te onderzoeken. En wat hen helpt bij het vinden en behouden van betaald werk. Een groot deel van de mensen met een chronische ziekte of beperking komt niet in aanmerking voor de banenafspraak1, wat hun kans op het vinden van betaald werk kan beperken. Wel kunnen werkgevers gebruikmaken van verschillende regelingen die de (ervaren) risico’s beperken om mensen met een chronische ziekte of beperking in dienst te nemen. Daarnaast zijn er ook verschillende regelingen om werkbehoud van werkenden met een chronische ziekte of beperking te stimuleren. De indruk bestaat dat werkgevers weinig gebruikmaken van deze regelingen. Onbekendheid met deze regelingen en de administratieve last ervan kunnen hieraan ten grondslag liggen.
In de werkmonitor wordt sinds 2005 gemeten wat de arbeidssituatie is van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking. Dit meten we met longitudinaal vragenlijstonderzoek. Deze vragenlijsten worden afgenomen bij een landelijk representatief panel van mensen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking. (aut. ref.)
Gegevensverzameling