Publicatie

Publicatie datum

Monitor arbeidsmarkt obstetrici/gynaecologen: behoefteraming 2001 - 2015.

Velden, L.F.J. van der, Bennema-Broos, M., Hingstman, L. Monitor arbeidsmarkt obstetrici/gynaecologen: behoefteraming 2001 - 2015. Utrecht: NIVEL, 2001. 50 p.
Een eerste consult bij een obstetricus/gynaecoloog duurt gemiddeld 17 minuten per patiënt, een herhaalconsult 10 minuten. In 1997 was dat gemiddeld respectievelijk 16 minuten en 9 minuten.
In 1997 gaven gynaecologen aan dat een eerste consult eigenlijk 20 minuten zou moeten duren en een herhaalconsult 11 minuten. In 2001 is die gewenste consultduur verder verlengd naar 21 minuten voor een eerste consult en 12 minuten voor een herhaalconsult. Om dat te realiseren zouden 5% meer obstetrici/gynaecologen nodig zijn.
Er lijkt op dit moment, evenals in de voorgaande vier jaren, geen sprake van een grote onvervulde zorgvraag in de obstetrie/gynaecologie. Dit hangt deels samen met de aard van het werk: een bevalling kan bijvoorbeeld niet worden uitgesteld. Een relatief grote zorgvraag ten opzichte van het zorgaanbod zal dan ook eerder leiden tot een te hoge werkdruk van de obstetrici/gynaecologen (men maakt meer uren dan men zou willen) dan dat het zal leiden tot lange wachtlijsten.
Dit blijkt uit het onderzoek “Arbeidsmarktmonitor obstetrici/gynaecologen”, een tweejaarlijkse inventarisatie van gegevens betreffende de aansluiting tussen vraag en aanbod, die het NIVEL verricht in opdracht van Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie. De ontwikkelingen die van belang zijn voor de vraag naar en het aanbod van obstetrici/gynaecologen kunnen sterk fluctueren. Daarom is het wenselijk ze op de voet te volgen, zodat de omvang van de opleidingscapaciteit tijdig kan worden bijgestuurd. Alle werkzame obstetrici/gynaecologen, alle assistenten obstetrie/gynaecologie en alle afdelingen obstetrie/gynaecologie zijn voor het onderzoek met een vragenlijst benaderd.
In dit rapport worden de resultaten van de peilingen 1997,1999 en 2001 vergeleken, wordt gekeken in hoeverre de veronderstellingen omtrent de toekomstige ontwikkelingen in zorgvraag en zorgaanbod nog realistisch zijn en in hoeverre de opleidingscapaciteit moet worden aangepast. Er is niet alleen gekeken naar de verwachte situatie in 2010 maar ook naar de verwachte ontwikkelingen tot 2015