Publicatie

Publicatie datum

Monitor verloskundige zorgverlening: rapportage eerste meting, najaar 2001.

Wiegers, T.A., Coffie, D. Monitor verloskundige zorgverlening: rapportage eerste meting, najaar 2001. Utrecht: NIVEL, 2002. 64 p.
Download de PDF
Verloskundigen werkten in najaar 2001 gemiddeld 29 uur per week. Dit blijkt uit de eerste meting van een vijf jaar durend onderzoek van het Nivel naar de situatie in de verloskundige zorg in Nederland. In zomer 2000 werkten verloskundigen gemiddeld nog 38 uur (zie: Wiegers e.a., NIVEL 2001).
In 2000 heeft het ministerie van VWS, naar aanleiding van de grote onrust over de hoge werkdruk en het dreigend tekort aan verloskundigen, verschillende maatregelen genomen. De normpraktijk voor verloskundigen is omlaag gegaan van 150 naar 120 bevallingen per jaar en het aantal opleidingsplaatsen is verhoogd van 120 naar 240 per studiejaar. Ook is er een begin gemaakt met het opzetten van DistrictsVerloskundige Platforms (DVP’s) en regiokantoren die alle verloskundige praktijken in een bepaalde regio ondersteunen, en is er geld beschikbaar gesteld voor het oplossen van calamiteiten. Doel van deze maatregelen is het in stand houden van het Nederlandse systeem van (eerstelijns) verloskundige zorgverlening.
Om na te gaan of deze maatregelen inderdaad werken hebben de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) en Zorgverzekeraars Nederland het Nivel opdracht verleend vanaf 2001gedurende vijf jaar de ontwikkelingen in de verloskundige zorgverlening, evenals de invloed daarop van de verschillende maatregelen, te volgen. Pas na een langere periode wordt duidelijk of de ondersteuningsmaatregelen niet alleen op korte termijn werken, maar ook een structureel effect hebben. Het onderzoek is gesubsidieerd door het ministerie van VWS.
Gedurende het 5 jaar durende onderzoek worden ca. 75 praktijken gevolgd die ieder jaar 3 weken lang een tijdsregistratie zullen bijhouden en een vragenlijst invullen over hun praktijkorganisatie en de samenwerking met andere zorgverleners. Daarbij wordt de hele keten van verloskundige zorg, ook huisarts en gynaecoloog, betrokken.
In 2001 heeft dit geresulteerd in een eerste behoefteraming voor verloskundigen. (Zie: Wiegers e.a., NIVEL 2002)

Resultaten
De eerste meting is uitgevoerd onder 71 praktijken waarin gemiddeld 3,14 verloskundigen per praktijk werkten. Dat aantal is gestegen sinds 2000, toen er gemiddeld 2,72 verloskundigen in een verloskundige praktijk werkten.
Een gemiddelde verloskundige is per week 29 uur werkzaam en heeft 56 uur (bereikbaarheids)dienst. Dit overlapt elkaar gedeeltelijk. Wanneer bijvoorbeeld de helft van de gewerkte tijd binnen de dienst valt, dan is zo’n gemiddelde verloskundige in totaal ca. 70 uur per week bij haar werk betrokken.
Verloskundigen zijn sinds 2000 iets minder tijd gaan besteden aan zaken als administratie (nu ca. een kwart) en wat meer aan cliëntgebonden werk. In verhouding besteden ze nu meer tijd (21%) aan het begeleiden van bevallingen dan in 2000 (18%).
Bijna driekwart van de verloskundigen wil (ook) over vijf jaar werkzaam zijn als zelfstandig gevestigd verloskundige, bijvoorbeeld in een maatschap/groepspraktijk. 35 procent van de verloskundigen heeft er wel eens over gedacht om ander werk te zoeken, maar nog geen 8 procent heeft daar werkelijk stappen toe ondernomen. Vrijwel alle deelnemende verloskundigen hebben, alles in overweging nemende, een positief oordeel over de werksituatie.

Oordeel van cliënten
Naast het onderzoek onder verloskundigen is de cliënten uit de deelnemende praktijken gevraagd hun oordeel te geven over de ontvangen zorg. Dit oordeel is overwegend positief, waarbij het oordeel over de begeleiding tijdens de zwangerschap positiever is naarmate er meer prenatale controles hebben plaatsgevonden. Voor de begeleiding tijdens de baring geldt dat vrouwen die niet verwezen zijn over het algemeen een positiever oordeel uitspreken. Het overgrote meerderheid (96%) kon - mits er geen reden voor verwijzing ontstond - daar bevallen waar zij wilde; 73% gaf de voorkeur aan de thuisbevalling.
Vrijwel alle vrouwen in het onderzoek hebben kraamzorg gehad, wat een belangrijke praktische voorwaarde is voor een thuisbevalling. Wel heeft een kwart van de vrouwen minder uren kraamzorg gehad dan vooraf was afgesproken.