Publicatie

Publicatie datum

Monitoring van de cervixscreening in het kader van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker 1998.

Tacken, M., Hoogen, H. van den, Mulder, J., Bakker, D. de, Braspenning, J. Monitoring van de cervixscreening in het kader van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker 1998. Utrecht/Nijmegen: NIVEL, Werkgroep Onderzoek Kwaliteit, 1999. 16 p.
Download de PDF
Sinds 1989 kent Nederland een landelijk bevolkingsonderzoek voor het opsporen van (voorstadia van) cervixcarcinoom. Op het ogenblik krijgen alle vrouwen van 30 tot en met 60 jaar elke vijf jaar een oproep een uitstrijk te laten maken. Zij worden uitgenodigd door hun huisarts, een instelling zoals de GGD of door beide. De resultaten van het onderzoek worden in een monitoringprogramma van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH) door de Werkgroep Onderzoek Kwaliteit in samenwerking met het Nivel gevolgd. Dit programma is in opdracht van het project ‘Preventie: maatwerk', dat door LHV en NHG opgezet. Richtlijnen voor het beleid van de opsporing van baarmoederhalskanker zijn vastgelegd in de NHG-standaard ‘Cervix uitstrijken'.
Bijna 11% van de vrouwen in de onderzochte praktijken kwamen op grond van haar leeftijd in aanmerking voor deelname aan het bevolkingsonderzoek. Tweederde van deze vrouwen heeft daadwerkelijk een uitstrijk laten maken. De beschermingsgraad (het aantal vrouwen dat een uitstrijk heeft laten maken vermeerderd met het aantal dat dit recentelijk heeft gedaan en het aantal vrouwen met een uterusextirpatie) was meer dan 74%, het zuivere opkomstpercentage (het percentage vrouwen dat een uitstrijk heeft laten maken, waarbij is gecorrigeerd voor vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven en vrouwen met een uterusextirpatie) 74%. Drieëntwintig procent van de uitgenodigde vrouwen gaf zonder een (bij de arts bekende) reden geen gevolg aan de uitnodiging. Het uitnodigingssysteem heeft duidelijk invloed op het (zuivere) opkomstpercentage. Hoe meer de huisartspraktijk betrokken is bij het uitnodigen, des te meer hoger zijn het (zuiver) opkomstpercentage en de beschermingsgraad. Wanneer de uitnodiging wordt gedaan door een instantie, respectievelijk de combinatie van de huisarts en een instantie of door de huisarts zijn de opkomstpercentages respectievelijk: 56%, 65% en 71%; de beschermingsgraad respectievelijk: 61%, 75% en 81%; en het zuivere opkomstpercentage respectievelijk 60%, 75% en 81%.

Het verschil tussen de scores voor de uitnodigingssystemen en ook de aangetroffen variatie tussen praktijken tonen aan dat een verbetering van de opkomst mogelijk moet zijn. Met name de huisarts moet dan verder bij de uitnodigingen betrokken worden. Verder zou het ook zinvol zijn meer inzicht te verkrijgen in de redenen dat vrouwen, van wie dit nu niet bekend is, niet op de uitnodiging tot onderzoek ingaan.