Publicatie

Publicatie datum

Omgaan met dementerende bewoners door verzorgenden in het verpleeghuis.

Kerkstra, A., Bilsen, P.M.A. van, Otten, D.D., Gruijter, I.M. de, Weide, M.G. Omgaan met dementerende bewoners door verzorgenden in het verpleeghuis. Utrecht: NIVEL, 1999. 109 p.
Download de PDF
Het aantal dementerenden in verpleeghuizen neemt toe. Steeds meer mensen bereiken een steeds hogere leeftijd, terwijl een geneeskundige behandeling van het dementiesyndroom niet in zicht is. De verzorging van deze bewoners wordt vooral door verzorgenden gedaan. Toch is er merkwaardigerwijze nog weinig bekend over de wijze waarop verzorgenden met dementerenden omgaan en welke problemen zij daarbij ervaren. Uit buitenlands onderzoek was al wel naar voren gekomen dat de zorg voor dementerende ouderen gevoelens van machteloosheid, nutteloosheid en onzekerheid kan oproepen, met als gevolg een lage arbeidstevredenheid en burn-out verschijnselen.
Op initiatief van twee stafmedewerkers van Verpleeghuis De Amstelhof in Amsterdam is een verkennend onderzoek gedaan naar de bejegening van dementerende verpleeghuisbewoners door verzorgenden en de problemen hierbij. Het onderzoek werd gefinancierd door de Directie Ouderenbeleid van het Ministerie van VWS en uitgevoerd door het Nivel.

Naar schatting lijdt 6,5 % van de Nederlanders aan dementieverschijnselen, lopend van 0,4 % voor de groep van 55- 59 jaar tot 40 % van de mensen die ouder zijn dan 90 jaar (1994). Naar verwachting zal dementie in 2015 40 % vaker voorkomen. Een kwart van deze patiënten wordt vijf jaar na het manifest worden van de ziekte opgenomen in een verpleeghuis. Van hen woont 83 % hier tot aan het eind van zijn leven. Daarom moet het leefklimaat in het verpleeghuis zo gunstig en prettig mogelijk zijn voor de bewoners. Daarom is onderzoek naar de bejegening door de zorgverleners van groot belang.

Twee soorten problemen
In de omgang met dementerende bewoners onderscheidt men twee categorieën problemen: problemen met specifieke gedragingen, zoals agressief, aanstootgevend of depressief gedrag, en meer algemene problemen met het omgaan met deze bewoners, zoals omgangsproblemen tijdens de ochtendzorg, gebrek aan tijd, gevoelens van machteloosheid en problemen door gebrek aan waardering door bewoners. Verzorgenden vinden vooral het hanteren van een specifieke gedragingen erg moeilijk. Velen van hen geven aan dat zij moeite hebben met agressief gedrag, zeker als het fysiek is, en het dreigen ermee. Ook aanstootgevend gedrag (bijvoorbeeld naaktlopen, smeren met ontlasting, urineren op willekeurige plaatsen), depressief gedrag (zoals het uiten van doodswensen) en angstig gedrag is voor velen erg moeilijk om mee om te gaan. Veel minder moeite heeft men met de omgang met dementerenden in het algemeen, behalve dat men het gevoel heeft voortdurend te weinig tijd te hebben voor extra zorg (bijvoorbeeld aandacht geven en activiteiten ondernemen). Eenderde van de verzorgenden ervaart gevoelens van onmacht in de zorg voor demente bewoners.

Communicatie
De verbale communicatie van verzorgenden met demente bewoners is voor een groot deel instrumenteel en gericht op het structureren van het zorgcontact. In het algemeen gaan verzorgenden goed na of de bewoner hen begrepen heeft, en controleren zij steeds of zij de bewoner goed hebben begrepen. Zij geven gewoonlijk ook duidelijk aan wat de volgende stap is in de zorgverlening. Er wordt veel informatie uitgewisseld over de zorg, het leven in het verpleeghuis en alledaagse zaken.
De verzorgenden kijken de bewoners tijdens de verzorging relatief weinig aan, slechts in 14 % van de tijd. Dit staat tegenover de observatie in de thuiszorg en verzorgingshuizen, waar verzorgenden de bewoners tijdens de verzorging gedurende 40 % van de tijd aankijken. Bewoners van een verpleeghuis worden veel vaker instrumenteel aan geraakt dan bewoners van verzorgingshuizen (40 % tegenover 20 % van de tijd). Beide waarnemingen zijn te verklaren uit de gegevenheid dat bewoners van verpleeghuizen hulpbehoevender zijn en daardoor intensievere hulp nodig hebben.
Affectieve aanrakingen kwamen gedurende 5 % van de tijd voor; dat is tweemaal zo vaak als in de thuiszorg en in het verzorgingshuis.
Wanneer verzorgenden het gevoel hebben gewaardeerd te worden door de bewoners, communiceren zij op een meer positieve wijze met de bewoners.



Omgangsregels
De meeste verzorgenden hebben duidelijke ideeën hoe met dementerenden moet worden omgegaan. Voor de omgang met demente bewoners zijn ook omgangs- regels opgesteld. Deze zijn afgeleid van de bestaande begeleidingsmethodieken. Verreweg de meeste verzorgenden geven aan zich aan deze regels te houden. Het blijkt dat hoe meer de verzorgenden zich aan deze omgangsregels houden - met uitzondering van de regels die tot doel hebben de bewoner te stimuleren contact met de werkelijkheid te houden -, des te minder zij problemen hebben met de omgang met bewoners en hun familie, met gevoelens van machteloosheid en onzekerheid, met stervensbegeleiding en met het gebrek aan waardering van bewoners. Belangrijk voor de bewoners is ook, dat de verzorgenden gewoon een praatje komt maken. Dit aspect van verzorging zou in de opleiding meer aandacht moeten krijgen.

Tijdgebrek
Opvallend is dat er geen duidelijke relatie is tussen de ervaren problemen met specifieke gedragingen van de dementerende bewoners in de verzorging en de arbeidsvoldoening, gevoelens van opgebrand zijn en ervaren gezondheid van verzorgenden. Het ervaren gebrek aan tijd heeft daarentegen een sterke invloed op de tevredenheid met de werklast, de tevredenheid met de kwaliteit van zorg en de totale arbeidstevredenheid. Wanneer verzorgenden problemen hebben met het vinden van evenwicht tussen emotionele betrokkenheid en professionele afstand, problemen ervaren in de omgang met bewoners en familie, problemen met het gevoel te hebben niet gewaardeerd te worden door de bewoners en problemen hebben in het geven van stervensbegeleiding, raken zij vaker emotioneel uitgeput en voelen zij zich minder bekwaam (burn-out). Verzorgenden die tevreden zijn met hun werk wisselen meer informatie uit met bewoners, stimuleren dezen vaker om een eigen mening te hebben, testen hun kennis minder vaak en raken hen vaker affectief aan dan verzorgenden die minder tevreden zijn. Naarmate de verzorgenden meer tevreden zijn over met hun werk in het algemeen en de kwaliteit van zorg die zij verlenen, worden zij door de bewoners positiever beoordeeld.

Investeren in de toekomst
Door de toenemende vergrijzing zal het tekort aan verzorgenden voorlopig alleen maar toenemen. Daarom is het niet alleen belangrijk dat er nieuwe verzorgenden komen, maar ook dat degenen die als verzorgende werken plezier in hun werk houden en niet opgebrand raken. De onderzoekers stellen dan ook dat het noodzakelijk is in de verzorgenden te investeren, hun bij- en nascholing te geven en werkbegeleiding en multidisciplinair overleg te bieden voor een effectieve omgang met deze groep bewoners. Het mes snijdt hierbij aan twee kanten: de arbeidsvreugde van de verzorgenden wordt groter, en de kwaliteit van de geboden zorg wordt beter.