Publicatie

Publicatie datum

Physiotherapist's consultation in general practice.

Hendriks, H.J.M. Physiotherapist's consultation in general practice. Maastricht: Universiteit Maastricht, 2000. 262 p. Proefschrift Universiteit Maastricht.
Download de PDF
Fysiotherapie vormt een belangrijk onderdeel van het eerstelijnszorgpakket. Huisartsen verwijzen het meest naar fysiotherapeuten; fysiotherapie vormt een belangrijk instrument voor hen. Huisartsen hebben niet alleen invloed op het aantal verwijzingen, maar ook op de aard van de klachten die fysiotherapeuten te behandelen krijgen. Het is dan ook van groot belang – en het lijkt ook voor de hand te liggen – dat er een goede samenwerking tussen huisartsen en fysiotherapeuten bestaat. Maar er zijn nogal wat problemen op dit vlak. De communicatie is vaak slecht, huisartsen hebben nogal eens te weinig kennis van de mogelijkheden van fysiotherapie, er bestaat onduidelijkheid over de indicatiestelling en men twijfelt nog weleens over de doeltreffendheid en doelmatigheid van fysiotherapie.
In een oriënterende veldstudie is onderzocht of de communicatie tussen huisarts en fysiotherapeut beter kan verlopen wanneer er 'consultatief fysiotherapeutisch onderzoek' (CFO) wordt ingevoerd. Dit houdt in dat een huisarts een patiënt voorafgaand aan een eventuele verwijzing naar een fysiotherapeut kan sturen voor diagnostisch en prognostisch onderzoek. Het effect van een CFO op de kwaliteit van de zorgverlening en op het aantal verwijzingen naar fysiotherapie is onderzocht.

CFO verbetert de kwaliteit
In een betrekkelijk kleine, maar wel representatieve, groep huisartsen is een proef gedaan met het CFO. De huisartsen bleken vrijwel altijd (94% van de gevallen) tevreden te zijn met het resultaat en de procedure van het CFO. Meestal waren zij het eens met de aanbevelingen van de fysiotherapeut (93%); in de helft van de gevallen resulteerde dit in een ander behandelbeleid dan de huisarts zonder consultatie zou hebben gevoerd. Dit lijkt er op te wijzen dat het CFO een bruikbaar en nuttig onderdeel kan zijn in het beleid van de huisarts.
De resultaten van de behandeling waren overeenkomstig de landelijke referentiegegevens. Opmerkelijk was echter dat het dat het aantal zittingen per behandelepisode significant lager was dan de landelijke referentiegegevens. Dit betekent dat CFO een bijdrage levert aan meer adequate verwijzing en doelmatige zorg.
Overigens bleek de omvang van de behandeling meer te maken te hebben met kenmerken van de fysiotherapeut en diens praktijk dan met die van de patiënt. De omvang van de behandeling wordt beïnvloed door de leeftijd van de fysiotherapeut, de verbijzonderingen manuele therapie en kinderfysiotherapie en het aantal collega's; bij patiënten heeft hun leeftijd de belangrijkste invloed op de behandelingsduur. Dit onderwerp verdient apart nader te worden onderzocht.
Het gezondheidszorgbeleid in Nederland is enerzijds gericht op het bieden van toegankelijke en goede zorg, anderzijds op het beheersen van de kosten ervan. Voor de fysiotherapie betekent dit enerzijds dat een toeneming van het gebruik ervan verwacht mag worden, maar dat anderzijds door het huidige volumebeleid de zorgverlening wordt beperkt. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om tot een zo doeltreffend en doelmatig mogelijk aanbod van fysiotherapeutische zorg te komen. Het CFO kan een bijdrage hieraan leveren.