Publicatie

Publicatie datum

Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2017.

Visser, M., Aar, F. van, Coul, E.L.M. Op de, Slurink, I.A.L., Wees, D.A. van, Hoenderboom, B.M., Daas, C. den, Woestenberg, P.J., Götz, H.M., Sighem, A.I. van, Nielen, M.M.J., Benthem, B.H.B. van. Sexually transmitted infections in the Netherlands in 2017. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2018. 176 p.
In 2017 zijn in totaal 150.593 consulten geregistreerd bij de Centra Seksuele Gezondheid (CSG), een toename van 5 procent ten opzichte van 2016. De toename was het grootst onder MSM (+12,9%), en minder sterk onder vrouwen (+2,6%) en heteroseksuele mannen (+0,5%). Van alle CSGbezoekers was 46% vrouw (69.375 consulten), 23% heteroseksuele man (35.242 consulten) en 30% MSM (45.553 consulten). Er waren 416 soa-consulten (0,3%) bij transgenders. Vergelijkbaar met 2016 had 16% van de CSG-bezoekers twee of meer consulten in 2017. Dit percentage was het hoogste onder MSM (35%), en lager onder heteroseksuele mannen (9%) en vrouwen (11%).
Het percentage personen met een positieve soa-test (chlamydia, gonorroe, infectieuze syfilis, hiv of infectieuze hepatitis B) was 18,4% in zowel 2016 als 2017. Het soa-vindpercentage steeg bij heteroseksuele mannen van 13,9% in 2013 naar 19,6% in 2017. Bij vrouwen nam het soavindpercentage toe van 13,2% in 2013 naar 16,2% in 2016, maar was in 2017 (16,3%) vergelijkbaar met 2016. Het percentage MSM met één of meerdere soa varieert tussen 19,2% en 21,7% over de jaren (2017: 20,5%). De hoogste vindpercentages werden gezien bij personen die gewaarschuwd waren voor soa (33,0%) en onder hiv-positieve personen (32,5%), hoewel de vindpercentages onder hiv-positieve personen wel lager waren vergeleken met het vorige jaar. Vindpercentages waren ook hoog onder personen die klachten rapporteerden (26,1%) en personen die in het afgelopen jaar een soa hadden (25,1%). Het totale vindpercentage varieerde tussen de CSG regio’s: van 14,7% tot 21,7%.
Het totale aantal soa-gerelateerde episodes dat bij de huisarts werd geregistreerd (gebaseerd op een selectie van 350 huisartsenpraktijken en geëxtrapoleerd naar de Nederlandse populatie) is bijna het dubbele van het aantal bij de CSG’s, met naar schatting 281.300 episodes (infecties en ‘angst voor soa’) in 2016. Dit is een toename ten opzichte van 2015 (267.400 episodes). Ook het aantal soa-gerelateerde episodes per 1.000 inwoners steeg in 2016 vergeleken met 2015, voornamelijk onder personen ouder dan 25 jaar (15,9 naar 16,9).

Bacteriële soa
In 2017 zijn er 21.404 chlamydia-diagnoses gesteld bij de CSG’s, een toename van 3% ten opzichte van 2016. De meeste infecties werden gezien bij personen jonger dan 25 jaar oud (64%). Er is een stijgende trend van het chlamydia-vindpercentage bij heteroseksuele mannen: van 10,6% in 2008 naar 18,3% in 2017 (18,0% in 2016). Bij vrouwen steeg het chlamydia-vindpercentage de afgelopen jaren ook, maar was in 2017 (15,4%) gelijk aan het vindpercentage in 2016 (15,3%). Het percentage MSM met een chlamydia-infectie ligt al jaren rond de 10% (2017: 9,5%). Onder hiv-positieve MSM nam het vindpercentage af van 17,6% in 2014 naar 14,6% in 2017. Het aantal lymfogranuloma venereum (LGV, een infectie met een invasieve chlamydia variant) diagnoses nam opnieuw toe in 2017, maar het vindpercentage bleef stabiel. Van alle personen met LGV was 55% bekend hiv positief. Het geschatte aantal chlamydia episodes gerapporteerd door huisartsen (36.500) was voornamelijk stabiel ten opzichte van het vorige jaar, maar nam licht toe onder personen ouder dan 25 jaar. Het aantal chlamydia episodes per 1.000 inwoners was hetzelfde in 2016 als in 2015.
Het aantal acute hepatitis B infecties in de aangiftecijfers was vergelijkbaar met het voorgaande jaar (114 in 2017 versus 111 in 2016). Seksueel contact was de meest gerapporteerde transmissieroute (69%). Het aantal acute hepatitis C gevallen fluctueert sinds 2011 rond de 60 gevallen per jaar (58 in 2017). De belangrijkste transmissieroute van acute hepatitis C was seksueel contact tussen mannen.
Concluderend, het aantal soa-consulten is opnieuw gestegen, zowel bij de CSG’s als bij huisartsen. Echter, vindpercentages waren overwegend stabiel in 2017 ten opzichte van 2016, in tegenstelling tot de stijging van de laatste jaren. Surveillance van soa en risico op soa onder hoog-risico groepen die de CSG’s bezoeken is belangrijk, maar voor een geïntegreerde soa surveillance is het ook noodzakelijk om zicht te houden op de laag-risico groepen/algemene
populatie, welke zich meer via andere zorgaanbieders of met een zelf-test laat testen. Net als in voorgaande jaren waren de groepen met hoog risico op soa, gereflecteerd in hoge vindpercentages, personen die waren gewaarschuwd door een (ex-)partner, personen die soa klachten rapporteerden, hiv positieve personen, en personen die in het afgelopen jaar een soa hadden gehad. Hoewel hoog-risico groepen geprioriteerd worden bij CSG’s, suggereert dit dat verdere inspanningen, zoals promotie van condoomgebruik, herhaald testen, en effectievere
(tijdige en complete) partnerwaarschuwing nodig zijn om te zorgen dat hoog-risico groepen effectief bereikt worden. Test- en behandelstrategieën moeten geoptimaliseerd worden om het effect van deze strategieën te maximaliseren en om degenen die zorg het meeste nodig hebben goed te kunnen bereiken. (aut. ref.)
Gegevensverzameling