Publicatie

Publicatie datum

Specifieke deskundigheid van paramedici op het terrein van chronische aandoeningen.

Veenhof, C., Plas, M., Dekker, J., Ende, E. van den. Specifieke deskundigheid van paramedici op het terrein van chronische aandoeningen. Utrecht: NIVEL, 2000. 110 p.
Download de PDF
Zowel beroepsorganisaties als patiëntenorganisaties melden dat de specifieke deskundigheid van paramedici op het terrein van de genoemde ziekten vooral in instellingen aanwezig is. Daar werkt men in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden waaraan ook paramedici deelnemen. In de eerste lijn treft men minder specifieke deskundigheid.
Overigens is specifieke deskundigheid niet voor alle paramedische beroepsgroepen gewenst. Mondhygiënisten, oefentherapeuten-Cesar, oefentherapeuten-Mensendieck en orthoptisten zijn juist generalisten. Sommige paramedici hebben geen mogelijkheid om zich te specialiseren in een bepaalde aandoening, terwijl anderzijds sommige aandoeningen zo weinig voorkomen dat paramedici deze maar zelden tegenkomen. De patiëntenorganisaties zijn in tegenstelling tot de betreffende beroepsorganisaties van mening dat bij de oefentherapie Cesar/Mensendieck en fysiotherapie in bepaalde gevallen wel, respectievelijk meer, specifieke deskundigheid vereist is.
Veel organisaties willen dat er protocollen of richtlijnen opgesteld worden voor de paramedische behandeling bij bepaalde aandoeningen. Hierbij zien zij een belangrijke rol voor de samenwerkingsverbanden.

De aandoeningen waarvoor de meeste specifiek deskundige paramedici zijn te vinden, zijn veel voorkomend; achtereenvolgens: CVA, reumatoïde artritis, ziekte van Bechterew /juveniele chronische artritis, COPD/astma en whiplash. De relatief veel voorkomende deskundigheid in ALS betreft een weinig voorkomende ziekte, terwijl in de tamelijk vaak voorkomende ziekte van Parkinson weinig paramedici deskundig zijn.

Belangrijk om de specifieke deskundigheid te verwerven en te onderhouden zijn opleidingen, cursussen, themabijeenkomsten en zelfstudie. Daarnaast zijn samenwerking met collega's en ervaring van groot belang. Overigens ontbreken nog harde criteria voor 'specifieke deskundigheid', waardoor deze nog niet geregistreerd kan worden.

De bekendheid van de specifieke deskundigheid van paramedici laat nog te wensen over. Zijn de beroepsgroepen van specifiek deskundige paramedici en medisch specialisten binnen de regio meestal wel op de hoogte van de specifieke deskundigheden, bij de patiëntenorganisaties is meer dan de helft niet bekend met specifiek deskundige paramedici. Huisartsen zijn nog slechter met hen bekend, wellicht omdat zij niet gericht hoeven door te verwijzen. Het is daarom wenselijk dat er een overzicht van specifiek deskundige paramedici gepubliceerd wordt. Daarnaast heeft een aantal beroepsorganisaties behoefte aan een registratie van de samenwerkingsverbanden.

Samenwerkingsverbanden
Veel paramedici werken in samenwerkingsverbanden. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het waarborgen van de patiëntenzorg, deskundigheidsbevordering en het uitwisselen van ervaringen.
De meeste samenwerkingsverbanden hebben betrekking op veel voorkomende (groepen van) aandoeningen, namelijk reumatoïde artritis, ziekte van Bechterew en juveniele artritis, CVA, COPD en astma. Relatief veel samenwerkingsverbanden betreffen weinig voorkomende aandoeningen, met name ALS en cystic fibrose. Voor een aantal vaker voorkomende aandoeningen bestaan bijna geen (bij de ziekte van Parkinson) of geen (ziekte van Crohn en colitis ulceriosa) samenwerkingsverbanden. Dit is ongeveer overeenkomstig het beeld van het voorkomen van specifieke deskundigheid. Bij de twee laatstgenoemde ziekten maakt men geen melding van knelpunten; het lijkt erop dat specifieke deskundigheid niet voor alle aandoeningen is vereist.
Het meest werken fysiotherapeuten, ergotherapeuten en logopedisten in samenwerkingsverbanden. Deze samenwerkingsverbanden vindt men het meest in ziekenhuizen en revalidatiecentra.
Vaak worden de samenwerkingsverbanden niet bekend gemaakt: liefst 17% van de onderzochte samenwerkingsverbanden maakt geen enkel gebruik van de middelen om hun samenwerking bekend te maken bij collega's, verwijzers, patiënten, patiëntenorganisaties en beroepsorganisaties.