Grote verschillen in het opvolgen van adviezen voor kankerbehandeling
Artsen volgen het ene behandeladvies bij kanker vaker op dan het andere. Dat varieert tussen behandeladviezen van opvolgen bij 40% van de patiënten tot opvolgen bij 90% van de patiënten. Dit blijkt uit een onderzoek naar 15 behandeladviezen voor kanker. Het blijkt dat adviezen om iets niet te doen vaker worden opgevolgd (bij 98% van de patiënten) dan adviezen om iets wel te doen (bij 75% van de patiënten). De onderzoekers denken dat sommige behandeladviezen moeilijker zijn op te volgen dan andere. Hier liggen mogelijkheden tot verbetering van de adviezen.
Dr. Marianne Heins (NIVEL, Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) onderzocht in samenwerking met IKNL de mate waarin 15 verschillende adviezen uit de richtlijnen voor behandelingen van 5 veelvoorkomende soorten kanker werden opgevolgd: borstkanker, darmkanker, prostaatkanker, longkanker en melanoom. De resultaten van dit onderzoek worden morgen (zaterdag) gepresenteerd op het European Cancer Congres 2017 [1] [2].
Of een behandeladvies uit een richtlijn vaak wordt opgevolgd blijkt nauwelijks af te hangen van hoe lang de richtlijn al bestaat, en ook niet van hoeveel bewijs er is voor de juistheid van het voorschrift.
Het is niet zo dat artsen die de adviezen niet opvolgen per definitie slechte zorg geven. Heins: “Het is helemaal niet wenselijk dat een behandelvoorschrift altijd bij iedereen wordt opgevolgd. Het kan voor een individuele patiënt soms beter zijn als de arts in overleg met hem of haar van de richtlijn afwijkt. Bij sommige adviezen werden grote verschillen tussen ziekenhuizen gevonden. Dit zou mogelijk verbeterd kunnen worden door ziekenhuizen inzicht te geven in hoe goed zij verschillende adviezen opvolgen. Andere adviezen werden door bijna alle ziekenhuizen in beperkte mate opgevolgd. Dit zou kunnen betekenen dat deze adviezen misschien niet goed bij de dagelijkse praktijk aansluiten.”
Richtlijnen voor de behandeling van kankerpatiënten worden onder verantwoordelijkheid van de beroeps- of wetenschappelijke vereniging ontwikkeld, meestal volgens de evidence based methodiek. Ze geven behandelaars houvast bij het maken van optimale behandelkeuzes. Ze worden regelmatig aangepast aan nieuwe wetenschappelijk inzichten maar lopen dus altijd enigszins achter.
Voor het onderzoek zijn gegevens van 102.272 patiënten uit de door IKNL beheerde Nederlandse Kankerregistratie (NKR), geanalyseerd in de periode 2007– 2012. Aan de NKR nemen alle Nederlandse ziekenhuizen deel.
Heins: “Het zou goed zijn als de beroepsgroepen verder zouden onderzoeken waarom er verschillen zijn in het opvolgen van adviezen. Hier zijn vanuit DICA en IKNL ook al verschillende initiatieven voor. Om discussie over het opvolgen van adviezen te faciliteren zou het helpen als ziekenhuizen informatie krijgen over hoe goed zij verschillende adviezen volgen. Ook kunnen sommige adviezen misschien beter worden aangepast aan de klinische praktijk en kunnen richtlijnen misschien eenvoudiger worden gemaakt.”
Prof. dr. ir. Koos van der Hoeven (Internist-oncoloog, hoofd Medische Oncologie, Radboud universitair medisch centrum en jarenlang actief geweest bij het maken van richtlijnen als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie NVMO en de Stichting Oncologische Samenwerking SONCOS), reageert: “Er is met dit onderzoek heel veel werk gedaan, maar de resultaten moeten wel met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het onderzoek heeft betrekking op behandelingen die zijn uitgevoerd tussen 2007 en 2012. Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland voor een aantal behandelingen een aanzienlijke praktijkvariatie bestaat. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat oncologen bestaande richtlijnen niet in overweging nemen. Voor de twee onderzochte richtlijnen voor het geven van chemotherapie en radiotherapie bij stadium III longkanker, is bijvoorbeeld de algemene toestand van een patiënt heel belangrijk. Lang niet alle patiënten zijn fit genoeg om deze behandeling te ondergaan. In het ene ziekenhuis kunnen deze minder fitte patiënten veel vaker voorkomen dan in het andere. Ook zijn richtlijnen vaak sterk verouderd. Er zijn ziekenhuizen die vooruit lopen op ontwikkelingen die pas later in de richtlijnen terugkomen. Het is dus zeker niet zo dat ziekenhuizen die van de richtlijnen afwijken, deze niet in overweging hebben genomen.”
Van der Hoeven stelt dat het onderzoek van Heins het belang van landelijke audits onderstreept. “In Nederland hebben we zulke kwaliteitsevaluaties al bij dikkedarmkanker, borstkanker en longkanker. De prostaatkanker audit komt er ook aan. Hierdoor krijgen ziekenhuizen direct feedback op wat de resultaten van hun kankerbehandelingen zijn. Ze kunnen dan hun eigen prestaties vergelijken met het landelijke gemiddelde en waar nodig hun handelen aanpassen om hun prestaties te verbeteren,” aldus van der Hoeven.
Abstract no: 969. Proffered papers bij de Health Economics of Cancer session, 15:55- 16:10, zaterdag 28 januari, Blackburn Zaal.
[1] Het European Cancer Congress is het enige werkelijk multidisciplinaire oncologie congres ter wereld. Het wordt georganiseerd door de European CanCer Organisation (ECCO, een non-profit federatie van 24 deelnemende verenigingen, die samen meer dan 80.000 professionals vertegenwoordigen, die werkzaam zijn op het gebied van kanker.
[2] Dit onderzoek is gefinancierd door Zorginstituut Nederland. Zij hadden geen invloed op het onderzoeksdesign, de data verzameling en de analyses.
Altijd op de hoogte blijven van Nivel-nieuws? Abonneer u op onze attendering!