Secretaris raad van bestuur/jurist en Security officer
Publicatie
Publicatie datum
Evaluatie Gefaseerd Toezicht.
Kruikemeier, S., Schäfer, W.L.A., Coppen, R., Friele, R.D. Evaluatie Gefaseerd Toezicht. Utrecht: NIVEL, 2010. 199 p.
Download de PDF
De Inspectie voor de Gezondheidszorg kan niet iedere hulpverlener controleren. Ze moet het vooral in de gaten hebben als er iets mis gaat. De laatste jaren is de inspectie zich hier steeds meer op gaan toeleggen, maar het kan nog steeds beter.
“Je kunt niet achter iedere hulpverlener een inspecteur zetten”, stelt NIVEL-programmaleider, prof. Roland Friele. Terwijl er honderdduizenden mensen in de zorg werken is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een relatief kleine organisatie. De inspectie kan niet controleren of iedere zorgverlener zijn werk goed doet. Tegelijkertijd wil ze voorkomen dat ze pas uitrukt als het al is misgegaan. Daarom kijkt de inspectie vooral daar waar het risico het grootst is. Ze noemt dit ‘gefaseerd toezicht’. Dankzij deze vorm van toezicht heeft de inspectie beter in de gaten wat er speelt in de gezondheidszorg en kan ze ook beter u verantwoorden hoe ze toezicht houdt. Maar, het kan nog steeds beter, zo blijkt uit een evaluatie die de inspectie heeft laten uitvoeren door het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Friele: “De inspectie kiest voor controle op de grootste risico’s. Die kunnen in personen zitten, maar ook in organisaties. Hoe je op tijd achter die risico’s komt, is nog een bijzonder lastige zaak. De instrumenten hiervoor blijken nog onvoldoende ontwikkeld.”
Geen alwetende inspectie
“Zorgverleners zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun zorg en zetten zich daar over het algemeen keihard voor in. We moeten dan ook niet willen dat de inspectie alles weet”, verduidelijkt Friele. “De inspectie heeft een bewakende functie. De inspectie is ervoor om daar waar het niet goed gaat handelend op te treden. Daar is ze een eind in gekomen, maar ze is er nog niet. Toen de inspectie begon met het ontwikkelen van het gefaseerde toezicht, werkte zij in de ene regio totaal anders dan in de andere, in het ene ziekenhuis anders dan in het andere. De inspectie werkt nu in heel het land op dezelfde manier, zorgverleners weten daardoor waar ze aan toe zijn. Er is inmiddels veel verbeterd.”
Kwaliteitssysteem
Vanwege de eigen verantwoordelijkheid van zorgverleners en zorginstellingen zoals ziekenhuizen, zou de inspectie zich meer moeten richten op de vraag hoe de bestuurders zorgen voor een veilige en kwalitatief goede zorg in hun instelling en op de vraag of dit toereikend is. Voldoet het systeem om de kwaliteit te bewaken? Is het erop gericht risico’s te voorkomen en daar goed op te reageren? Friele: “Bij individuele beroepsbeoefenaren, zoals huisartsen, werkt deze vorm van toezicht niet. Daarvoor moet de inspectie andere methoden ontwikkelen. Die zijn tot op heden nog niet zo uit de verf gekomen.”
Onderzoeksmethode
Het NIVEL onderzocht inspectiepraktijk en -beleid bij huisartsen, ziekenhuizen, de GGD en verpleeg- en verzorgingshuizen. Hiervoor zijn rapportages en beleidsdocumenten doorgenomen en zorgverleners en medewerkers van de inspectie geïnterviewd.
“Je kunt niet achter iedere hulpverlener een inspecteur zetten”, stelt NIVEL-programmaleider, prof. Roland Friele. Terwijl er honderdduizenden mensen in de zorg werken is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een relatief kleine organisatie. De inspectie kan niet controleren of iedere zorgverlener zijn werk goed doet. Tegelijkertijd wil ze voorkomen dat ze pas uitrukt als het al is misgegaan. Daarom kijkt de inspectie vooral daar waar het risico het grootst is. Ze noemt dit ‘gefaseerd toezicht’. Dankzij deze vorm van toezicht heeft de inspectie beter in de gaten wat er speelt in de gezondheidszorg en kan ze ook beter u verantwoorden hoe ze toezicht houdt. Maar, het kan nog steeds beter, zo blijkt uit een evaluatie die de inspectie heeft laten uitvoeren door het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Friele: “De inspectie kiest voor controle op de grootste risico’s. Die kunnen in personen zitten, maar ook in organisaties. Hoe je op tijd achter die risico’s komt, is nog een bijzonder lastige zaak. De instrumenten hiervoor blijken nog onvoldoende ontwikkeld.”
Geen alwetende inspectie
“Zorgverleners zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun zorg en zetten zich daar over het algemeen keihard voor in. We moeten dan ook niet willen dat de inspectie alles weet”, verduidelijkt Friele. “De inspectie heeft een bewakende functie. De inspectie is ervoor om daar waar het niet goed gaat handelend op te treden. Daar is ze een eind in gekomen, maar ze is er nog niet. Toen de inspectie begon met het ontwikkelen van het gefaseerde toezicht, werkte zij in de ene regio totaal anders dan in de andere, in het ene ziekenhuis anders dan in het andere. De inspectie werkt nu in heel het land op dezelfde manier, zorgverleners weten daardoor waar ze aan toe zijn. Er is inmiddels veel verbeterd.”
Kwaliteitssysteem
Vanwege de eigen verantwoordelijkheid van zorgverleners en zorginstellingen zoals ziekenhuizen, zou de inspectie zich meer moeten richten op de vraag hoe de bestuurders zorgen voor een veilige en kwalitatief goede zorg in hun instelling en op de vraag of dit toereikend is. Voldoet het systeem om de kwaliteit te bewaken? Is het erop gericht risico’s te voorkomen en daar goed op te reageren? Friele: “Bij individuele beroepsbeoefenaren, zoals huisartsen, werkt deze vorm van toezicht niet. Daarvoor moet de inspectie andere methoden ontwikkelen. Die zijn tot op heden nog niet zo uit de verf gekomen.”
Onderzoeksmethode
Het NIVEL onderzocht inspectiepraktijk en -beleid bij huisartsen, ziekenhuizen, de GGD en verpleeg- en verzorgingshuizen. Hiervoor zijn rapportages en beleidsdocumenten doorgenomen en zorgverleners en medewerkers van de inspectie geïnterviewd.