Onderzoeker Huisartsenzorg
Publicatie
Publicatie datum
Ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen en achterliggende factoren.
Heins, M., Donker, G., Versteeg, S., Korevaar, J. Ontwikkelingen in het aantal euthanasiegevallen en achterliggende factoren. Utrecht: Nivel, 2019.
Download de PDF
Sinds de invoering van de Wet toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) steeg van 2003-2017 in Nederland het jaarlijks aantal euthanasiegevallen. In 2018 was er na deze jarenlange stijging een afvlakking te zien in het aantal gevallen. Het is niet bekend wat de achterliggende redenen voor deze ontwikkelingen zijn. Daarom heeft het Nivel, in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de beschikbare wetenschappelijke gegevens en andere bronnen van informatie over ontwikkelingen rondom euthanasie in kaart gebracht.
Het stijgend aantal euthanasieverzoeken en de uitvoering daarvan zou als eerste te maken kunnen hebben met veranderingen in de Nederlandse bevolking. Er zijn de laatste 15 jaar meer ouderen bijgekomen en dat is de groep die relatief vaak een euthanasieverzoek indient. Maar alleen de stijging in het aantal ouderen kan de stijging in het aantal euthanasieverzoeken en de uitvoering daarvan niet verklaren. Ouderen doen namelijk ook relatief vaker een euthanasieverzoek en hun verzoeken worden vaker uitgevoerd dan voorheen.
Een andere factor die mogelijk een rol speelt is dat in de afgelopen 15 jaar het aantal mensen dat aan kanker sterft gestegen is met 10% en het aantal mensen dat aan hart- en vaatziekten sterft gedaald is met 15%, vooral bij mensen boven 65 jaar. Kanker is relatief vaak een reden voor een euthanasieverzoek (twee derde van de euthanasieverzoeken is gerelateerd aan kanker) en deze verzoeken worden ook relatief vaak uitgevoerd (59%) terwijl hart- en vaatziekten nauwelijks een reden voor een euthanasieverzoek zijn (5% van de euthanasieverzoeken) en deze verzoeken ook weinig ten uitvoer worden gebracht (32%).Dat er meer mensen sterven aan kanker zou dus een verklaring kunnen zijn voor (een deel van) de stijging in het aantal euthanasieverzoeken en de uitvoer daarvan.
Ook is er meer draagvlak voor euthanasie gekomen binnen de Nederlandse bevolking en lijkt de behoefte aan eigen regie over het levenseinde toegenomen. Het percentage mensen dat tegen euthanasie is daalde van 12% in 2002 naar 5% in 2011 en eveneens 5% in 2016. Vooral ouderen van 65-80 jaar kunnen zich ook vaker voorstellen dat zij zelf een euthanasieverzoek zouden doen (58% in 2001, 70% in 2008). Het draagvlak is vooral groot voor euthanasie bij mensen met ernstige lichamelijke ziekten. Voor euthanasie bij psychische problemen, voltooid leven of dementie is veel minder draagvlak, hoewel dit stijgt.
Als laatste zou de toegenomen betrokkenheid van huisartsen bij de stervensfase en de toegenomen kennis, leeftijd en ervaring van huisartsen een lichte stijging in de euthanasieverzoeken en uitvoering van euthanasie kunnen verklaren. De kennis van artsen over euthanasie is goed. Voor patiënten van gewetensbezwaarde artsen en bij complexe euthanasievraagstukken bieden de Levenseindekliniek en/of samenwerkingsafspraken tussen groepen artsen een bruikbaar alternatief, waardoor barrières weggenomen zijn. Dit verklaart mogelijk een deel van de stijging in het percentage uitgevoerde euthanasieverzoeken.
Bij de afvlakking van het aantal euthanasieverzoeken dat in 2018 werd uitgevoerd hebben de langdurige griepepidemie van 2018 en recente strafrechtelijke onderzoeken door het Openbaar Ministerie naar enkele als ‘onzorgvuldig’ beoordeelde meldingen van euthanasie mogelijk een rol gespeeld. Het is echter ook mogelijk dat het een toevallige fluctuatie of stabilisatie is. Hier kan pas meer over gezegd worden als ook gegevens over het jaar 2019 bekend zijn.
Er is nog een aantal andere factoren die mogelijk een rol kunnen spelen bij verzoeken tot euthanasie, zoals een toename in opleidingsniveau, de ontwikkelingen in het geven van voorlichting over euthanasie of een mogelijk veranderd euthanasiebeleid in zorginstellingen. De invloed van deze factoren is onbekend. Het is goed voor te stellen dat artsen de afgelopen 15 jaar vaker informatie over euthanasie zijn gaan geven, want er is door de jaren meer aandacht voor zorg rondom het levenseinde, maar recent onderzoek hierover ontbreekt. Verder is het onbekend hoe het euthanasiebeleid van zorginstellingen zich sinds 2005 ontwikkeld heeft en wat de invloed is van fusies van christelijke met openbare instellingen.
Verder onderzoek zou zich op deze kennislacunes kunnen richten. Vooral ontwikkelingen in zorgbeleid en verder onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal euthanasiegevallen de komende jaren ligt hierbij voor de hand. Ontwikkelingen in het zorgbeleid zijn retrospectief na te gaan door dossieronderzoek of door middel van vragenlijsten bij huisartspraktijken, ziekenhuizen, verzorgingshuizen en hospices. Ook lijkt het interessant om artsen te vragen naar de invloed die het beleid op hun handelen heeft.
Mocht de afvlakking in het aantal euthanasiegevallen in 2019 doorzetten dan lijken vragenlijsten onder huisartsen en specialisten een goede methode om hier verder onderzoek naar te doen. Aan hen kan onder meer gevraagd worden naar de invloed van de onderzoeken van het OM en tuchtzaken betreffende euthanasie. Wat betreft de communicatie en voorlichting van artsen over euthanasie is, in tegenstelling tot de voorbeelden in de vorige alinea’s, retrospectief onderzoek lastiger. Het is de vraag in hoeverre artsen en patiënten zich betrouwbaar kunnen herinneren hoe de communicatie jaren geleden verliep. Onderzoek naar de huidige communicatie en voorlichting is natuurlijk wel mogelijk.
Concluderend is er niet één belangrijke factor, maar heeft een samenspel van factoren een rol gespeeld in de stijging van het aantal euthanasieverzoeken en het percentage dat uitgevoerd wordt. (aut. ref.)
Het stijgend aantal euthanasieverzoeken en de uitvoering daarvan zou als eerste te maken kunnen hebben met veranderingen in de Nederlandse bevolking. Er zijn de laatste 15 jaar meer ouderen bijgekomen en dat is de groep die relatief vaak een euthanasieverzoek indient. Maar alleen de stijging in het aantal ouderen kan de stijging in het aantal euthanasieverzoeken en de uitvoering daarvan niet verklaren. Ouderen doen namelijk ook relatief vaker een euthanasieverzoek en hun verzoeken worden vaker uitgevoerd dan voorheen.
Een andere factor die mogelijk een rol speelt is dat in de afgelopen 15 jaar het aantal mensen dat aan kanker sterft gestegen is met 10% en het aantal mensen dat aan hart- en vaatziekten sterft gedaald is met 15%, vooral bij mensen boven 65 jaar. Kanker is relatief vaak een reden voor een euthanasieverzoek (twee derde van de euthanasieverzoeken is gerelateerd aan kanker) en deze verzoeken worden ook relatief vaak uitgevoerd (59%) terwijl hart- en vaatziekten nauwelijks een reden voor een euthanasieverzoek zijn (5% van de euthanasieverzoeken) en deze verzoeken ook weinig ten uitvoer worden gebracht (32%).Dat er meer mensen sterven aan kanker zou dus een verklaring kunnen zijn voor (een deel van) de stijging in het aantal euthanasieverzoeken en de uitvoer daarvan.
Ook is er meer draagvlak voor euthanasie gekomen binnen de Nederlandse bevolking en lijkt de behoefte aan eigen regie over het levenseinde toegenomen. Het percentage mensen dat tegen euthanasie is daalde van 12% in 2002 naar 5% in 2011 en eveneens 5% in 2016. Vooral ouderen van 65-80 jaar kunnen zich ook vaker voorstellen dat zij zelf een euthanasieverzoek zouden doen (58% in 2001, 70% in 2008). Het draagvlak is vooral groot voor euthanasie bij mensen met ernstige lichamelijke ziekten. Voor euthanasie bij psychische problemen, voltooid leven of dementie is veel minder draagvlak, hoewel dit stijgt.
Als laatste zou de toegenomen betrokkenheid van huisartsen bij de stervensfase en de toegenomen kennis, leeftijd en ervaring van huisartsen een lichte stijging in de euthanasieverzoeken en uitvoering van euthanasie kunnen verklaren. De kennis van artsen over euthanasie is goed. Voor patiënten van gewetensbezwaarde artsen en bij complexe euthanasievraagstukken bieden de Levenseindekliniek en/of samenwerkingsafspraken tussen groepen artsen een bruikbaar alternatief, waardoor barrières weggenomen zijn. Dit verklaart mogelijk een deel van de stijging in het percentage uitgevoerde euthanasieverzoeken.
Bij de afvlakking van het aantal euthanasieverzoeken dat in 2018 werd uitgevoerd hebben de langdurige griepepidemie van 2018 en recente strafrechtelijke onderzoeken door het Openbaar Ministerie naar enkele als ‘onzorgvuldig’ beoordeelde meldingen van euthanasie mogelijk een rol gespeeld. Het is echter ook mogelijk dat het een toevallige fluctuatie of stabilisatie is. Hier kan pas meer over gezegd worden als ook gegevens over het jaar 2019 bekend zijn.
Er is nog een aantal andere factoren die mogelijk een rol kunnen spelen bij verzoeken tot euthanasie, zoals een toename in opleidingsniveau, de ontwikkelingen in het geven van voorlichting over euthanasie of een mogelijk veranderd euthanasiebeleid in zorginstellingen. De invloed van deze factoren is onbekend. Het is goed voor te stellen dat artsen de afgelopen 15 jaar vaker informatie over euthanasie zijn gaan geven, want er is door de jaren meer aandacht voor zorg rondom het levenseinde, maar recent onderzoek hierover ontbreekt. Verder is het onbekend hoe het euthanasiebeleid van zorginstellingen zich sinds 2005 ontwikkeld heeft en wat de invloed is van fusies van christelijke met openbare instellingen.
Verder onderzoek zou zich op deze kennislacunes kunnen richten. Vooral ontwikkelingen in zorgbeleid en verder onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal euthanasiegevallen de komende jaren ligt hierbij voor de hand. Ontwikkelingen in het zorgbeleid zijn retrospectief na te gaan door dossieronderzoek of door middel van vragenlijsten bij huisartspraktijken, ziekenhuizen, verzorgingshuizen en hospices. Ook lijkt het interessant om artsen te vragen naar de invloed die het beleid op hun handelen heeft.
Mocht de afvlakking in het aantal euthanasiegevallen in 2019 doorzetten dan lijken vragenlijsten onder huisartsen en specialisten een goede methode om hier verder onderzoek naar te doen. Aan hen kan onder meer gevraagd worden naar de invloed van de onderzoeken van het OM en tuchtzaken betreffende euthanasie. Wat betreft de communicatie en voorlichting van artsen over euthanasie is, in tegenstelling tot de voorbeelden in de vorige alinea’s, retrospectief onderzoek lastiger. Het is de vraag in hoeverre artsen en patiënten zich betrouwbaar kunnen herinneren hoe de communicatie jaren geleden verliep. Onderzoek naar de huidige communicatie en voorlichting is natuurlijk wel mogelijk.
Concluderend is er niet één belangrijke factor, maar heeft een samenspel van factoren een rol gespeeld in de stijging van het aantal euthanasieverzoeken en het percentage dat uitgevoerd wordt. (aut. ref.)
Gegevensverzameling