Publicatie

Publicatie datum

Verdiepingsstudie transparantie kwaliteit van zorg: een exploratief onderzoek naar de mate waarin zorginstellingen indicatoren gebruiken om de kwaliteit van zorg zichtbaar te maken.

Sluijs, E., Beek, S. van, Mouthaan, I., Neef, M. de, Wagner, C. Verdiepingsstudie transparantie kwaliteit van zorg: een exploratief onderzoek naar de mate waarin zorginstellingen indicatoren gebruiken om de kwaliteit van zorg zichtbaar te maken. Utrecht: NIVEL, 2002. 231 p.
Download de PDF
Het is momenteel bijna niet mogelijk om zorginstellingen met elkaar te vergelijken wat betreft de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg die zij leveren. Hiertoe ontbreken geschikte manieren om te meten wat de invloed van zorg en behandeling is op de gezondheid van de patiënt (uitkomst-indicatoren).
Er worden in de zorg voornamelijk twee soorten uitkomstindicatoren gebruikt: ten eerste de tevredenheid van patiënten en medewerkers, en ten tweede ongewenste gebeurtenissen, zoals (val)incidenten, infecties, doorliggen, complicaties of klachten. Deze laatste indicatoren zijn volgens zorginstellingen minder geschikt om de kwaliteit van zorg aan externe partijen zichtbaar te maken omdat zij in negatieve termen zijn geformuleerd en meer zeggen over de laagdrempeligheid van de procedures dan over de kwaliteit van zorg. De onderzoeker zijn nauwelijks positieve uitkomstindicatoren tegengekomen, die bijvoorbeeld betrekking hebben op herstel of gezondheidswinst.
Er zijn verschillen tussen de sectoren in de mate waarin men op zoek is naar de ontwikkeling van nieuwe uitkomstindicatoren en de mate waarin het klimaat daar rijp voor lijkt te zijn. Vooral in de ziekenhuizen, de GGD’en en in de GGZ is men daaraan toe. Het onderwerp lijkt geen prioriteit te hebben in AMW-instellingen en weinig prioriteit in de gehandicaptenzorg en verzorgingshuizen. Een middenpositie wordt ingenomen door thuiszorginstellingen en verpleeghuizen.
Dit blijkt uit een beschrijvend NIVEL-onderzoek naar de indicatoren die zorginstellingen gebruiken om de kwaliteit van hun zorg inzichtelijk (‘transparant’) te maken voor zichzelf en voor externe partijen. De resultaten zijn gebaseerd op interviews met vertegenwoordigers van in totaal 60 zorginstellingen (respons 54%) uit 8 zorgsectoren. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode september 2001 tot en met februari 2002.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gaf opdracht tot dit onderzoek, omdat er behoefte bestaat aan inzicht in de wijze waarop zorginstellingen de kwaliteit van de geleverde zorg zichtbaar kunnen maken. Op de landelijke kwaliteitsconferentie (Leidschendamconferentie) die in mei 2000 is gehouden, is geconcludeerd dat de komende jaren prioriteit moet worden gegeven aan de ontwikkeling van indicatoren voor de kwaliteit van zorg.
Er is in de instellingen nauwelijks een directe relatie te zien tussen de visie of doelstellingen van de instelling en de indicatoren die worden gemeten. In het ideale geval zouden instellingen via het meten van (uitkomst)indicatoren kunnen nagaan of de gestelde doelen worden gehaald, zodat beleid zo nodig kan worden bijgesteld. Dit onderwerp verdient volgens de onderzoekers de aandacht bij de toekomstige ontwikkeling van indicatoren, mede omdat het principe van meten en bijsturen ten grondslag ligt aan de Kwaliteitswet Zorginstellingen.
Een relativering van de bevindingen is op zijn plaats. Het onderzoek had een kwalitatief karakter. De uitkomsten zijn gebaseerd op interviews met een beperkt aantal instellingen in elke sector. Harde uitspraken kunnen derhalve op dit moment nog niet worden gedaan. Wel kunnen uit vergelijkbare bevindingen in alle sectoren trends worden afgeleid.
Ook moet worden aangetekend dat is gekeken naar uitkomstindicatoren op instellingsniveau. Voor de ziekenhuissector is daardoor bijvoorbeeld niet onderzocht welke specialismen hun eigen uitkomstindicatoren meten. Dergelijke gegevens zijn op ziekenhuisniveau doorgaans niet beschikbaar.

Het rapport is zo opgebouwd dat de resultaten per sector in een afzonderlijk hoofdstuk staan.