Publicatie

Publicatie datum

Wie geeft zorg in het laatste levensjaar? Een beschrijving van zorgnetwerken in de thuissituatie.

Bijnsdorp, F.M., Broese van Groenou, M.I., Pasman, H.R.W., Francke, A.L., Evans, N. Wie geeft zorg in het laatste levensjaar? Een beschrijving van zorgnetwerken in de thuissituatie. Nederlands-Vlaams Tijdschrift voor Palliatieve Zorg: 2017, 15(1), p. 93-94. Abstracts: Nederlands- Vlaamse Wetenschapsdagen Palliatieve Zorg 2017, 30 november en 1 december 2017 in Amsterdam.
Lees online
Inleiding
Mantelzorg aan het einde van het leven is zwaar, onder meer door de toenemende zorgafhankelijkheid en door het verdriet om een naderend afscheid. Voor steeds meer patiënten vindt de laatste levensfase in de thuissituatie plaats, en komt de zorg meer op mantelzorgers neer.
Sommigen worden daarin bijgestaan door andere mantelzorgers, thuiszorgmedewerkers en/of vrijwilligers, maar andere mantelzorgers staan er alleen voor. Dit onderzoek brengt in kaart hoe zorgnetwerken (het geheel aan zorgverleners die persoonlijke of huishoudelijke verzorging geven rondom de patiënt thuis) er in de laatste levensfase uit kunnen zien. Dit geeft inzicht in welke mantelzorgers de zorg al dan niet delen met anderen en wie mogelijk ondersteuning nodig heeft.

Methoden
Gegevens zijn afkomstig van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). Data van thuiswonende ouderen die binnen 12 maanden na de laatste (mondelinge) afname van de vragenlijst zijn overleden, die mantelzorg ontvingen dan wel samenwoonden met een partner, en die minimaal één functionele beperking of chronische ziekte hadden, zijn geanalyseerd (n=134). In een twee-staps clusteranalyse zijn typen zorgnetwerken onderscheiden. Input hiervoor was het krijgen van huishoudelijke en/of persoonlijke verzorging door mantelzorgers (partner, kind, familie, buur, vriend), zorgverleners van de thuiszorg en particulier betaalde hulp.

Resultaten
Vier netwerktypen werden geïdentificeerd;
(1) Het partner netwerk (43%), waarin partners aanwezig zijn, soms aangevuld met hulp van andere mantelzorgers en de thuiszorg. De zorgontvangers in dit type hadden de minste functionele beperkingen.
(2) Het gemengd divers netwerk (18%), waarin iedereen particuliere hulp ontving, vaak aangevuld met hulp van andere mantelzorgers en de thuiszorg. De orgontvangers in dit type rapporteerden relatief vaak hartziekten en functionele beperkingen.
(3) Het gemengde formele netwerk (21%) waarin iedereen huishoudelijke verzorging ontving van de thuiszorg, soms aangevuld met persoonlijke verzorging, en hulp van mantelzorgers. Veel van de zorgontvangers leden aan kanker en kenden functionele beperkingen.
(4) Een informeel netwerk (18%) waarin ouderen vooral hulp ontvingen van mantelzorgers anders dan partners, soms aangevuld met persoonlijke verzorging van de
thuiszorg. De zorgontvangers hadden een relatief slecht cognitief functioneren. Naast gezondheid, bleken ook geslacht, partnerstatus en inkomen onderscheidend voor de typen zorgnetwerken.

Conclusie
Er bestaat veel variatie in typen zorgnetwerken bij ouderen in de laatste levensfase, vooral gerelateerd aan gezondheid en partnerstatus. Partner-mantelzorgers verlenen de zorg veelal zonder hulp van anderen. Mantelzorgers van ouderen met kanker worden het meest vaak bijgestaan door de thuiszorg en andere mantelzorgers. Meer onderzoek is nodig naar de ervaren ondersteuning van de mantelzorgers in de verschillende typen zorgnetwerken. (aut. ref.)