Publicatie

Publicatie datum

Patiëntervaringen met biologische geneesmiddelen. Deel II: aanvullend vragenlijsteonderzoek onder patiënten met een reumatische aandoening.

Vervloet, M., Dijk, L. van. Patiëntervaringen met biologische geneesmiddelen. Deel II: aanvullend vragenlijsteonderzoek onder patiënten met een reumatische aandoening. Utrecht: Nivel, 2018. 46 p.
Download de PDF
Biologische geneesmiddelen worden veelvuldig ingezet, onder andere bij diverse auto-immuunziekten zoals reuma. De middelen zijn effectief maar brengen ook hoge kosten met zich mee. Nu van steeds meer biologische geneesmiddelen het patent verloopt, neemt het aantal (goedkopere) biosimilars toe. Een biosimilar heeft dezelfde werkzame stof als het originele biologische geneesmiddel, maar kan op bepaalde eigenschappen afwijken. Patiënten die wisselen van het originele biologische middel naar een biosimilar horen daarom goed geïnformeerd en gemonitord te worden.

Ervaringen van patiënten met de biologische geneesmiddelen – zowel de originele middelen als de biosimilars – en met de zorg rondom het wisselen tussen middelen zijn tot op heden onderbelicht. In een eerder onderzoek zijn de ervaringen van patiënten met veelal de ziekte van Crohn en/of colitis ulcerosa in kaart gebracht (deel 1, Vervloet e.a. 2018). Dit aanvullende onderzoek had als doel de ervaringen van patiënten met een reumatische aandoening in kaart te brengen. Hiertoe is gebruik gemaakt van vrijwel dezelfde online vragenlijst als in het eerdere onderzoek. De vragenlijst voor dit aanvullend onderzoek is ingevuld door 782 patiënten met een reumatische aandoening. De respondenten zijn geworven via ReumaNederland (voorheen Reumafonds), wat een selecte groep respondenten geeft die mogelijk al meer interesse in en betrokkenheid bij hun gezondheid en behandeling hebben. De resultaten die we hieronder beschrijven, zijn daarom niet representatief voor de gehele groep patiënten met een reumatische aandoening die deze middelen gebruiken. Over het algemeen komen de resultaten beschreven in dit rapport overeen met de resultaten van patiënten met veelal de ziekte van Crohn en/of colitis ulcerosa (deel 1, Vervloet e.a. 2018).

Ervaringen met biologische geneesmiddelen van de totale groep patiënten met een reumatische aandoening
De gezamenlijke besluitvorming rond het starten van de behandeling met een biologisch geneesmiddel is nog niet optimaal. Aan patiënten met een reumatische aandoening wordt niet vaak gevraagd hoe zij betrokken willen worden in de besluitvorming. Ook het navragen welke behandeloptie de voorkeur heeft gebeurt nog niet vaak. Patiënten zien de noodzaak van het gebruik van het biologische geneesmiddel voor hun reumatische aandoening goed in. Zij maken zich niet meer dan gemiddeld zorgen over de medicatie. De potentiele langetermijneffecten van het biologische geneesmiddel vinden patiënten het meest zorgwekkend. Zij vinden over het algemeen dat ze voldoende informatie krijgen over het biologische middel zelf en het gebruik ervan, maar informatie over de mogelijke negatieve effecten (zoals de kans op bijwerkingen en eventuele wisselwerkingen met andere middelen) wordt vaker gemist.

Ervaringen van patiënten met een reumatische aandoening die gewisseld zijn tussen biologische geneesmiddelen
Drie op de tien patiënten zijn wel eens gewisseld, ofwel tussen originele biologische middelen (160 patiënten), ofwel van een origineel middel naar een biosimilar (44 patiënten).
Patiënten die wisselden tussen originele middelen deden dit vooral vanwege verlies van effectiviteit van het oude middel. De redenen zijn anders bij patiënten die wisselden van een origineel middel naar een biosimilar: zij voelden zich veelal (min of meer) verplicht te wisselen door het ziekenhuis. Ongeveer 19% van de patiënten die wisselden tussen originele middelen en 14% van de patiënten die wisselden naar een biosimilar kreeg vooraf géén informatie over de wissel. Patiënten die wel vooraf geïnformeerd werden, kregen deze informatie het vaakst van de behandelend arts, ongeacht het type wissel. Vrijwel alle patiënten die wisselden tussen originele middelen kregen de informatie mondeling tijdens het consult. Patiënten die wisselden naar een biosimilar kregen deze informatie in iets mindere mate mondeling tijdens het consult, maar vaker (ook) op andere manieren zoals via een (persoonlijke of algemene) brief of folder. De wisselaars naar een biosimilar kregen naar hun mening te weinig informatie over de mogelijkheden om terug wisselen of de wissel te weigeren.

Waar bij ruim negen op de tien patiënten de keuze om te wisselen tussen originele middelen in goed overleg en met hun volledige instemming is gemaakt, is dat bij ruim vier op de tien patiënten die wisselden naar een biosimilar het geval. Dit gebeurde bij één op de vijf patiënten die wisselden naar een biosimilar zelfs zonder instemming. Waar bij de wisselaars tussen originele middelen de meest gemaakte afspraken om eventuele effecten van de wissel te volgen waren direct contact opnemen met de arts als er bijwerkingen optreden of als de klachten verergeren, is met de grootste groep (39%) van de wisselaars naar een biosimilar géén afspraken gemaakt om de wissel te monitoren.
Ervaringen van patiënten met een reumatische aandoening die niet gewisseld zijn van biologische geneesmiddel
Zeven op de tien patiënten zijn niet gewisseld, veelal omdat zij geen verzoek hebben gehad om te wisselen. Ongeveer driekwart van hen is wel bereid om te wisselen, liefst eenmalig, als de reden is dat het huidige middel de effectiviteit verliest. Vijftien respondenten zijn wel gevraagd om te wisselen maar zij weigerden dit. De meeste van hen ondervonden geen enkel probleem bij de weigering.

Conclusie
Patiënten die biologische geneesmiddelen gebruiken voor hun reumatische aandoening, of dat nu het originele middel is of een biosimilar, staan veelal positief tegenover hun geneesmiddel. Zij zien de noodzaak van het geneesmiddelgebruik voor hun gezondheid in en maken zich niet meer dan gemiddeld zorgen over de medicatie. De gezamenlijke besluitvorming rondom de behandeling kan nog verder verbeterd worden, met name wat betreft het navragen hoe de patiënt betrokken wil worden bij de besluitvorming en wat de voorkeuren van de patiënt zijn in behandelopties. Er zijn verschillen in ervaringen van patiënten die tussen originele biologische middelen wisselen, vaak vanwege een medische reden, en mensen die van het originele middel naar een biosimilar wisselen, vaak vanwege kostenbeheersing. Deze resultaten komen overeen met de resultaten van patiënten met veelal de ziekte van Crohn en/of colitis ulcerosa (deel 1, Vervloet e.a. 2018). Door meer rekening te houden met de voorkeuren van patiënten, hen beter te betrekken bij de besluitvorming en hen beter te informeren – met name rondom de wissel van het originele biologische middel naar een biosimilar, kan de zorg aan deze patiënten verder verbeterd worden. (aut. ref.)