Publicatie

Publicatie datum

Sterfte aan niet-acute aandoeningen: enkele prognoses en de mogelijke gevolgen voor de zorgvraag.

Velden, L.F.J. van der, Francke, A.L., Willems, D.L., Stokx, L.J., Hingstman, L. Sterfte aan niet-acute aandoeningen: enkele prognoses en de mogelijke gevolgen voor de zorgvraag. TSG: Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen: 2003, 81(2), 85-90
In dit artikel worden ontwikkelingen in de sterfte aan niet-acute aandoeningen beschreven en wordt ingegaan op de consequenties die dat zal kunnen hebben voor de palliatieve zorg. De opzet is descriptief en prognosticerend. Gebruikt zijn secundaire analyses van sterftecijfers van het CBS en Prismant en sterfteprognoses van het CBS. Jaarlijks overlijden ruim 55.000 Nederlanders van 20 jaar of ouder ten gevolge van kanker of andere niet-acute aandoeningen. Dit aantal betreft ongeveer 40% van de totale sterfte. Kanker, COPD, en hartfalen vormen de grootste groepen van niet-acute doodsoorzaken. De meeste mensen met een terminale niet-acute aandoening overlijden thuis of in het ziekenhuis. Op basis van bevolkingsprognoses is voorspeld dat tussen 1997 en 2015 de niet-acute sterfte met 20% zal stijgen (ruim 1% per jaar). Dit betekent dat het aantal mensen dat aan een niet-acute terminale aandoening overlijdt zal stijgen van meer dan 55.000 in 1997 tot meer dan 66.000 in 2015. Als het patroon van zorggebruik van individuele terminale patiënten en naasten niet wijzigt, zal de vraag naar palliatieve zorg tot aan 2015 met ongeveer 20% toenemen. Een dergelijke stijging van de zorgvraag zal de noodzaak van efficiëntie in de palliatieve zorg vergroten, vooral ook in verband met de toenemede tekorten aan (huis)artsen en verpleegkundigen en verzorgenden. (aut.ref.)