Publicatie

Publicatie datum

Vroegopsporing van mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.

Leemrijse, C., Korevaar, J. Vroegopsporing van mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Utrecht: Nivel, 2019. 62 p.
Download de PDF
Een van de manieren om hart- en vaatziekten (HVZ) te voorkomen is het vroeg opsporen van mensen met een verhoogd risico door middel van selectieve preventie. Selectieve preventie van HVZ is het identificeren van patiënten met een hoog risico op het ontwikkelen van HVZ in een patiëntengroep zonder HVZ of bekende risicofactoren. Na het identificeren van individuen met een hoog risico (bijvoorbeeld vanwege roken, hoge bloeddruk en/of hoog cholesterol), kunnen behandeling op maat en preventieve activiteiten worden gestart om achteruitgang te voorkomen en dit maakt dat het tijdig starten met preventie belangrijk. Preventie van hart- en vaatziekten (HVZ) is dan ook een belangrijk speerpunt van de Hartstichting. De Hartstichting wil weten wat zij kan doen voor huisartsen om de vroegopsporing en behandeling van patiënten een hoog risico op HVZ te optimaliseren.
Om deze vraag te beantwoorden brachten we op grond van de SPIMEU enquête, een Europese studie uit 2015-2018 om zicht te krijgen op selectieve preventieprogramma’s in Europa, in kaart wat Nederlandse huisartsen aan identificatie van patiënten met een hoog risico op HVZ doen, hoe zij tegen selectieve preventie aan kijken en wat volgens hen kansen en knelpunten zijn. In drie online focusgroepen vroegen we huisartsen naar hun mening over verschillende initiatieven om vroegopsporing en behandeling van mensen met een hoog riscio op hart- en vaatziekten te verbeteren. Daarnaast vroegen we de huisartsen hoe de Hartstichting zou kunnen bijdragen om identificatie van patiënten met een hoog risico op HVZ te optimaliseren.

Zes op de tien huisartsen zegt (pro)actief te zijn in selectieve preventie van hart- en vaatziekten:
Van de 118 huisartsen die de enquête invulden (respons 9%) roept 20% zijn of haar patiënten alleen actief op om hun risico te laten bepalen en 25% bepaalt alleen opportunistisch risico, dat wil zeggen wanneer de patient op consult is voor een al dan niet gerelateerde klacht. Bijna een vijfde van de huisartsen doet beiden, zij roepen patiënten actief op en bepalen soms opportunistisch risico. Bij elkaar opgeteld is 63% van de huisartsen dus (pro)actief op het gebied van preventie van HVZ en 37% niet. De pro-actieve huisartsen besteden gemiddeld in 6 consulten per week tijd aan selectieve preventie, maar de verschillen tussen huisartsen zijn groot.
In de focusgroepen, met in totaal 37 deelnemers, zijn weinig huisartsen die hun patiënten actief oproepen om hun bloeddruk te laten meten of dit opportunistisch bepalen. De huisartsen die mee doen aan de ketenzorg voor cardiovasculair risicomanagement (CVRM) roepen hun patiënten wel actief op. Zowel de huisartsen die de enquête invulden als de huisartsen uit de focusgroepen nodigen vooral mensen uit met reeds bekende risicofactoren.

De meeste huisartsen vinden selectieve preventie nuttig, vooral voor mensen met een hoog risico:
Tachtig procent van de huisartsen die de enquête invulden vindt selectieve preventie nuttig, maar 63% geeft aan dat selectieve preventie zich alleen moet richten op mensen met een hoog-risico en niet op de gehele populatie. Driekwart van de huisartsen vindt selectieve preventie een taak van de huisarts, maar iets minder dan de helft zegt te druk te zijn met andere taken om dit uit te voeren. Bijna 90% vindt dat de praktijkverpleegkundige selectieve preventie goed kan uitvoeren, maar gebrek aan financieen en personeel belemmeren dit soms.
Een op de zeven huisartsen die de enquête invulden vindt dat selectieve preventie van HVZ patiënten onnodig ongerust maakt. In de focusgroepen waren meerdere huisartsen (circa 8) die stelden dat huisartsen zich beter op mensen met klachten of ècht hoge risico’s kunnen richten en dat selectieve preventie meer een taak is van de overheid.

Huisartsen staan redelijk positief tegenover het meten van bloeddruk buiten de huisartsenpraktijk:
Huisartsen uit de focusgroepen staan over het algemeen redelijk positief ten aanzien van initiatieven om bloeddruk te meten buiten de huisartsenpraktijk, mits dit kwalitatief goed gebeurt en er goede adviezen worden gegeven ten aanzien van de eventueel te nemen vervolgstappen bij een bepaalde bloeddruk. Uit de focusgroepen blijkt verder dat bestaande initiatieven van de Hartstichting niet goed bekend zijn bij huisartsen. Zo kende meer dan de helft van de huisartsen uit de focusgroep de door de NHG en Hartstichting geinitieerde risicotest en de website www.testuwrisico.nl niet.

Huisartsen vinden dat de Hartstichting vooral kan bijdragen aan goede informatie voor patienten:
Een aantal (6) huisartsen in de focusgroepen stelt expliciet dat de Hartstichting buiten de spreekkamer van de huisarts moet blijven, mede omdat er al veel is bereikt is op het gebied van preventie en behandeling van HVZ. Andere huisartsen staan positief tegenover ondersteuning van de Hartstichting bij de vroegopsporing en behandeling van hart- en vaatziekten, vooral op het gebied van patienteninformatie. Omdat huisartsen hun patiënten voor vragen over risico’s en leefstijl vaak naar thuisarts.nl verwijzen zou een link daarop naar informatie van de Hartstichting welkom zijn. Ook staan de meeste huisartsen desgevraagd positief tegenover een website voor patiënten met daarop leefstijladviezen en eventueel digitale coaching. Deze website zou bij voorkeur door NHG (thuisarts.nl) en Hartstichting samen moeten worden ontwikkeld en niet commercieel moeten zijn.
Het bereiken en informeren van de groep laag geletterden is voor veel huisartsen een probleem, mede omdat omdat veel bestaand informatiemateriaal niet geschikt is voor deze groep. Hierin zou de Hartstichting volgens de huisartsen kunnen bijdragen door specifieke folders of een begrijpelijk informatiefilmpje voor de wachtkamer te ontwikkelen dat patiënten attent maakt op de risico's van hart- en vaatziekten.

De Hartstichting moet zich volgens huisartsen sterk maken voor een gezonde leefomgeving:
Van de huisartsen die de enquête hebben ingevuld vindt circa 85% dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid, maar 91% vindt dat ook de overheid een belangrijke taak heeft in het stimuleren van gezond gedrag. De huisartsen uit de focusgroepen laten eenzelfde mening horen en de Hartstichting kan volgens hen daarom vooral bijdragen aan maatschappelijke bewustwording ten aanzien van roken, gezonde voeding en bewegen door voorlichting van de algemene bevolking. Daarnaast moet de Hartstichting zich volgens hen sterk maken voor de beperking van vet en zout in de voeding, het bestrijden van overgewicht, het uitbreiden van gymlessen op school en het inrichten van een beweegvriendelijke omgeving. Op die manier zouden de huisartsen zich ondersteund voelen in het stimuleren van gezond gedrag van hun patiënten.

Conclusie:
De meeste huisartsen die deelnamen aan dit onderzoek vinden selectieve preventie van hart- en vaatziekten (HVZ) een taak van de huisarts, vooral wanneer het gaat om mensen bij wie zij reeds een verhoogd risico op HVZ vermoeden op grond van bijvoorbeeld leeftijd, rookgedrag of familiegeschiedenis. De uitvoering van selectieve preventie kent in de praktijk echter belemmeringen zoals gebrek aan tijd, beperkte vergoeding en andere prioriteiten. Niet alle huisartsen zien een rol voor de Hartstichting om hen te ondersteunen bij selectieve preventie in de praktijk, maar andere huisartsen zouden toegankelijke patienteninformatie, mits ontwikkeld in samenspraak met de beroepsvereniging, wel waarderen. Veel huisartsen vinden dat de Hartstichting vooral een rol heeft in de maatschappelijke bewustwording ten aanzien van roken, gezonde voeding en bewegen en richting overheid om de leefomgeving van mensen gezonder in te richten.