Mensen met een beperking, chronische ziekte of psychische aandoening blijven op het gebied van werk en het gebruik van buurtvoorzieningen achter bij de algemene bevolking. Dit blijkt uit onderzoek dat het Nivel heeft uitgevoerd in samenwerking met het Trimbos-instituut in opdracht van het College voor de Rechten van de Mens. Hiermee monitoren zij het VN-verdrag Handicap, waarmee ook Nederland zich dient in te spannen voor de volledige inclusie van mensen met een beperking.
De focus van het onderzoek ligt op twee artikelen van het verdrag: Artikel 19 over zelfstandig wonen en deel uitmaken van de samenleving en Artikel 27 over werk en werkgelegenheid. Op beide gebieden blijkt nog niet iedereen op gelijke voet mee te doen.
Mensen met chronische aandoening hebben minder vaak betaald werk
In 2020 is het percentage mensen met betaald werk onder mensen met een lichamelijke beperking (46%), chronische ziekte (63%) en psychische aandoening (20%) veel lager dan in de algemene bevolking (78%). Van de mensen met een verstandelijke beperking heeft slechts 14% betaald werk.
Wel behoefte aan een betaalde baan
De lage arbeidsparticipatie komt niet voort uit een geringe behoefte aan betaald werk: 19-23 procent van de mensen met een lichamelijke beperking of psychische aandoening zonder betaald werk, had daar in 2020 wel behoefte aan. In de algemene bevolking was dat zeven procent. Praktisch alle mensen met een beperking, chronische ziekte, of psychische aandoening die geen werk hebben, geven aan ondersteuning nodig te hebben om werk te vinden en te kunnen doen. Bijvoorbeeld flexibele werktijden, werk dicht bij huis en de mogelijkheid om thuis te werken.
Meerderheid voelt zich erbij horen op het werk
Van de mensen met een beperking die een betaalde baan hebben, voelt ongeveer tachtig procent zich onderdeel van de groep op het werk. Dit gevoel van inclusie is vergelijkbaar met de algemene bevolking. Drie op de vijf personen met een beperking vinden de beloning die zij krijgen voor hun werk passend, net als in de algemene bevolking. Deze resultaten duiden erop dat wanneer mensen met een beperking eenmaal een betaalde baan hebben, ze vaak wel tevreden zijn en het goed gaat.
Mensen met een verstandelijke beperking komen minder bij buurtvoorziening
Het gebruik van buurtvoorzieningen, zoals de supermarkt of de bibliotheek, is tussen 2016 en 2020 afgenomen in alle groepen mensen met een beperking en ook in de algemene bevolking. Waar er in 2016 een verschil was tussen mensen met een beperking en de algemene bevolking, is dat in 2020 alleen het geval voor mensen met een verstandelijke beperking. Dit is te verklaren door de coronamaatregelen die een maatschappijbrede afname in het gebruik van buurtvoorzieningen hebben veroorzaakt. De meeste buurtvoorzieningen zijn vrijwel altijd toegankelijk voor mensen met een beperking. Openbare gebouwen, sportlocaties en openbaar vervoer zijn minder toegankelijk voor deze groep. Dit geldt vooral voor mensen met een ernstige lichamelijke beperking of mensen met een verstandelijke beperking.
Over het onderzoek
De verschillende doelgroepen zijn ondervraagd door middel van vragenlijsten die zijn uitgezet binnen drie panels van het Nivel: het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapte mensen, het Panel Samen Leven en het Consumentenpanel. Vanuit het Trimbos-instituut zijn data verzameld bij het Panel Psychisch Gezien. Dit is de derde meting betreffende de monitoring van het VN-verdrag Handicap. Eerder kwam het rapport ‘Meting indicatoren voor monitoring van het VN Verdrag voor de rechten van mensen met een handicap: stand van zaken 2012-2016 in Nederland’ uit. Het Nivel blijft de situatie van mensen met een beperking of chronische ziekte monitoren.