Publicatie

Publicatie datum

De meerwaarde van AIOTO-trajecten voor de academisering van de huisartsgeneeskunde: een onderzoek ten behoeve van de evaluatie van het HGOG-programma.

Schaaijk, A. van, Knottnerus, B., Meekes, W., Schellevis, F., Horst, H. van der, Batenburg, R. De meerwaarde van AIOTO-trajecten voor de academisering van de huisartsgeneeskunde: een onderzoek ten behoeve van de evaluatie van het HGOG-programma. Utrecht: Nivel, 2023. 48 p.
Download de PDF
Het is sinds 1998 voor ‘artsen-in-opleiding tot specialist (aios) mogelijk om de driejarige vervolgopleiding tot huisarts te combineren met wetenschappelijk onderzoek dat tot een academische promotie leidt. Een dergelijk ‘arts in opleiding tot onderzoeker’ (aioto)-traject beslaat in principe zes jaar waarin de opleiding tot huisarts en de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker (c.q. het promotieonderzoek) elkaar jaarlijks afwisselen. De Stichting SBOH financiert de aanstelling van de aioto voor de drie onderzoeksjaren aanvullend op de huisartsopleidingsjaren te bekostigen, waarmee het verschil in inschaling tussen een aios en een onderzoeker (aio) tijdens de aanstelling wordt overbrugd. In 2012 is daarnaast het HuisartsGeneeskunde en OuderenGeneeskunde (HGOG)-fonds gelanceerd door de SBOH. In samenwerking met ZonMw wordt dit via het HGOG-subsidieprogramma ingezet voor de financiering van de onderzoeksprojecten en de begeleiding vanuit de onderzoeksafdelingen en huisartsopleiding. Het doel van het HGOG-programma is de academisering van de Huisartsgeneeskunde in het algemeen, en van de vervolgopleiding tot huisarts in het bijzonder, te versterken. Uit eerder onderzoek blijkt dit doel te worden bereikt, afgemeten aan het feit dat veel voormalige aioto’s actief blijven als onderzoeker, bijdragen aan de ontwikkeling van richtlijnen, bijdragen aan onderwijs, of actief te zijn in het beleid ten behoeve van de Huisartsgeneeskunde.

Het doel van dit onderzoek is een breed en actueel inzicht te verkrijgen in de opbrengst van investeringen in aioto’s en hun bijdrage aan de academisering van de Huisartsgeneeskunde in Nederland. Daarvoor is een online vragenlijst uitgezet onder 290 voormalige en huidige aioto’s (respons 50%) en zijn er verdiepende interviews uitgevoerd met vier voormalige aioto’s, 10 (voormalig) afdelingshoofden, 7 (voormalig) opleidingshoofden en 7 vertegenwoordigers van stakeholderorganisaties (LHV, NHG, InEen, een zorggroep en huisartsendienstenstructuur).

Uit dit onderzoek blijkt dat sinds 2013 bijna 60% van alle aioto-trajecten gefinancierd is door de SBOH en/of het HGOG-programma. De aioto-trajecten richten zich bijna allemaal de Huisartsgeneeskunde (91%) met daarbinnen een grote variëteit aan onderwerpen waarmee bijna alle hoofdstukken van de International Classification of Primary Care (ICPC) die in de huisartspraktijk gebruikt wordt, worden gedekt. Van de voormalige aioto’s die de vragenlijst hebben ingevuld is bijna iedereen (96%) werkzaam als huisarts. Daarnaast is meer dan de helft (59%) van de voormalige aioto’s werkzaam in andere functies. Zo blijft 34% van de aioto’s na hun promotie en opleiding werkzaam als onderzoeker, 17% is werkzaam als docent, 17% als bestuurder en 13% als beleidsmedewerker. Deze functies vervullen zij dus naast hun werkzaamheden als huisarts en voor gemiddeld een dag in de week.

De meerwaarde van de aioto-trajecten wordt door de geïnterviewden op diverse manieren en terreinen ervaren. Ten eerste ervaren de aioto’s zelf een duidelijke meerwaarde voor hun eigen werkzaamheden, loopbaan en netwerk. En geven zij ook aan dat hun onderzoek direct relevant is voor de huisartsgeneeskunde én de huisartspraktijk. Afdelingshoofden en opleidingshoofden benadrukken eveneens deze meerwaarde. Volgens hen dragen de aioto-trajecten vooral bij aan de integratie van huisartsgeneeskundig onderzoek en de huisartspraktijk. Met de aioto-trajecten wordt het relevante onderzoek voor de Huisartsgeneeskunde naar een hoger niveau getild. Daarmee dragen de trajecten bij aan een bredere wetenschappelijke basis en academisering van de Huisartsgeneeskunde in Nederland. Ook dragen aioto-trajecten door de systematische afwisseling van opleiding en onderzoek bij aan de integratie van beide binnen de Huisartsgeneeskunde. Aioto’s vervullen een expertrol binnen de huisartsopleiding als het gaat om verdieping van vakinhoudelijke onderwerpen en de toepassing van wetenschappelijke principes zoals in evidence based medicine. Ten derde vormen de aioto’s een kweekvijver voor (opvolging van) academische posities binnen het Universitair Netwerk Huisartsgeneeskunde. Sommige voormalige aioto’s zijn inmiddels hoogleraar. De stakeholderorganisaties blijken minder ervaring te hebben met (voormalige) aioto’s en konden daardoor niet allemaal de meerwaarde van aioto-trajecten omschrijven. Wel geven zij aan dat aioto’s meer zouden kunnen bijdragen aan bestuurlijke activiteiten, het opzetten van projecten en andere onderzoeksactiviteiten in hun organisaties.

De conclusie is dat de meerwaarde van de aioto-trajecten breed wordt onderkend voor de academisering van de huisartsgeneeskunde in Nederland. Ook de trajecten zelf worden over het algemeen positief geëvalueerd. De uitval tijdens de aioto-trajecten is relatief gering. De afronding van het promotieonderzoek en de opleiding wordt meestal binnen de gestelde tijd van zes jaar gerealiseerd. En de tevredenheid van zowel de aioto’s als hun begeleiders en leidinggevenden met de het verloop van de trajecten is hoog. Wel wordt erkend dat het relatief lange traject van zes jaar kwetsbaar is en een goede selectie en (aparte) begeleiding van kandidaten vereist. Ook de financiering voor een relatief lange periode, vooral aan het einde van trajecten, blijft een aandachtspunt. Aioto-trajecten worden sinds 2013 binnen het HGOG-programma gefinancierd, maar zowel voor als na 2013 ook door verschillende andere fondsen en bronnen. Uit de interviews blijkt dat het HGOG-programma een belangrijke bijdrage levert aan het aantal aioto-trajecten dat gerealiseerd is (en nog zal worden), en een vast financieringskader biedt om het aioto-systeem mogelijk te maken.

De verbeterpunten die uit de enquête en interviews naar voren zijn gekomen kunnen het succes van aioto-trajecten nog verder vergroten. Er staat nu een vaste organisatie en financiële infrastructuur waarop voortgebouwd kan worden. Meer samenwerking tussen de opleidingen en onderzoeksafdelingen kan bijdragen aan meer persoonlijke en aparte begeleiding van aioto’s die een lang en uitdagend traject doorlopen. En voor de onderzoeksafdelingen blijft de financiering van aioto-trajecten over een langere periode (en ook bij uitloop) een uitdaging; net als het afstemmen van onderzoeksopzet en de selectie van potentiële aioto’s op het relatief lange en verspreide promotieonderzoek. Daarbij komt één succesfactor heel duidelijk uit dit onderzoek naar voren: namelijk dat de aioto-trajecten worden uitgevoerd door selecte groep huisartsen die ambitieus en zeer gemotiveerd zijn om hun traject tot een goed einde te brengen – en ook daarna blijven bijdragen aan de academisering van de Huisartsgeneeskunde in Nederland.